Gedaan met laden. U bevindt zich op: Beroepsstatuut Arbeid

Beroepsstatuut

Gepubliceerd op 4 mei 2023 • Volgende update op 3 mei 2024
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Werkende bevolking telt ruim 14% zelfstandigen

In 2022 lag het aandeel voor de hoofdactiviteit in de werkende bevolking van 20 tot 64 jaar in het Vlaamse Gewest op 14,4%. Dat is het hoogste percentage in de periode 1999-2022. Het aandeel zelfstandigen schommelde in de periode 1999-2022 tussen 12,8% en 14,4%. Tussen 2021 en 2022 steeg het aandeel met 0,7 procentpunt.

Veel lager aandeel zelfstandigen bij vrouwen dan bij mannen

Het aandeel zelfstandigen lag bij werkende mannen in 2022 op 18,1%, het hoogste cijfer sinds 1999 en iets hoger dan in 2021 (+0,9 procentpunt). Het aandeel schommelde in de periode 1999-2022 tussen 15,8% en 18,1%.

Bij werkende vrouwen lag het aandeel zelfstandigen in 2022 met 10,5% ook op het hoogste niveau sinds 1999. In de periode 1999-2022 varieerde dat aandeel tussen 8,1% en 10,5%. Het verschil tussen mannen en vrouwen blijft wel bestaan: in 2022 bedroeg het 7,6 procentpunt, bijna gelijk aan voorgaande jaren.

Laagste aandeel zelfstandigen bij 20- tot 34-jarigen

Het aandeel zelfstandigen lag in de periode 1999-2022 het hoogst bij de 50- tot 64-jarigen, maar het daalde in deze groep van 21,1% in 1999 tot 15,8% in 2021. In 2022 steeg het aandeel weer tot 18,0%. Bij de 35- tot 49-jarigen bedroeg het aandeel zelfstandigen in 2022 15,0%. Tussen 1999 en 2022 schommelde dat aandeel tussen 13,5% en 15,6%.

Bij de 20- tot 34-jarigen lag het aandeel zelfstandigen in de hele periode duidelijk lager. In 2022 bedroeg het 10,1%, iets lager dan in 2021 (10,3%) toen het hoogste cijfer sinds 1999 werd genoteerd. In de periode 1999-2022 schommelde het aandeel tussen 8,0% en 10,3%.

Minder zelfstandigen bij laaggeschoolden

In 2022 lag binnen de leeftijdsgroep van 25 tot 64 jaar het aandeel zelfstandigen bij laaggeschoolde personen op 12,4%, duidelijk hoger dan in 2021 (10,5%), maar iets lager dan in 1999 (13,4%). Dat aandeel schommelde vrij sterk in de periode 1999-2022.
Bij middengeschoolde personen daalde dat aandeel van 15,1% in 1999 tot 12,7% in 2019, gevolgd door een stijging tot 13,7% in 2022.
Bij hooggeschoolde personen lag het aandeel zelfstandigen op 16,2% in 2022, het hoogste cijfer sinds 1999. In de periode 1999-2022 schommelde het tussen 14,1% en 16,2%.

Sterke stijging aandeel zelfstandigen bij alleenstaanden met kinderen

In 2022 lag het aandeel zelfstandigen bij alleenstaanden zonder kinderen ten laste op 13,4%, iets hoger dan in 2012 (12,5%) en in 2021 (12,4%).
Bij alleenstaanden met kinderen steeg het aandeel zelfstandigen van 8,8% in 2012 tot 14,7% in 2021, maar het daalde weer tot 11,5% in 2022. Enkel dit huishoudtype kende een daling tussen 2021 en 2022.
Van de koppels zonder kinderen werkte in 2022 15,7% als zelfstandige, iets meer dan in 2012 (13,6%) en in 2021 (14,0%).
Bij koppels met kinderen nam het aandeel zelfstandigen toe van 13,9% in 2012 tot 15,8% in 2022. In 2015, 2019 en 2020 lag het aandeel ook boven de 15%.

Lager aandeel zelfstandigen bij werkenden met hinder door handicap of langdurig gezondheidsprobleem

In 2022 lag het aandeel zelfstandigen bij werkenden met hinder tijdens hun dagelijkse activiteiten wegens een handicap of langdurig gezondheidsprobleem op 12,2%, tegenover 10,4% in 2009 en 13,1% in 2021. Bij werkenden zonder hinder steeg het aandeel zelfstandigen van 13,5% in 2009 tot 15,2% in 2022. In de periode 2013-2021 bleef dat aandeel vrij stabiel. In 2022 steeg het voor de eerste keer sinds 2009 boven de 15%. Het verschil tussen beide groepen is op een jaar tijd opnieuw toegenomen van 1,1 naar 3,0 procentpunt, ongeveer gelijk aan het verschil in 2009 (3,2 procentpunt).

Lager aandeel zelfstandigen bij personen geboren buiten de Europese Unie

In 2022 lag het aandeel zelfstandigen bij personen geboren in België op 14,7%, tegenover 14,0% in 2021 en 13,3% in 2007. Dat aandeel schommelde sinds 2007 tussen 12,8% en 14,7%. Het aandeel zelfstandigen bij personen geboren in België lag tussen 2007 en 2022 nooit hoger.
Bij personen geboren in een ander land van de Europese Unie (EU27) daalde het aandeel zelfstandigen van 18,2% in 2007 tot 14,6% in 2022. In vergelijking met 2021 bleef het aandeel nagenoeg onveranderd (14,7%).
Bij personen geboren buiten de Europese Unie (EU27) lag het aandeel zelfstandigen in 2022 op 12,2%, het hoogste cijfer sinds 2008. Alleen in 2007 lag het aandeel met 14,6% hoger.

Aandeel zelfstandigen in Vlaams Gewest net boven EU-gemiddelde

In 2022 lag het aandeel zelfstandigen in de werkende bevolking van 20 tot 64 jaar in het Vlaamse Gewest (14,4%) hoger dan in het Waalse Gewest (12,5%) en iets lager dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (15,0%). In België als geheel bedroeg het 13,9%.

In de Europese Unie (EU27) lag het aandeel zelfstandigen in 2022 gemiddeld op 13,3%. Dat is iets lager dan in het Vlaamse Gewest.
Griekenland kende met 26,4% veruit het hoogste aandeel zelfstandigen, gevolgd door Italië (19,6%) en Polen (18,4%). Duitsland (7,8%) had het laagste percentage zelfstandigen, voorafgegaan door Denemarken (7,9%) en Luxemburg (8,6%).