Gedaan met laden. U bevindt zich op: Beroepsstatuut Arbeid

Beroepsstatuut

Gepubliceerd op 19 juni 2025 • Volgende update: mei 2026

Werkende bevolking telt 14% zelfstandigen

In 2024 lag het aandeel in de werkende bevolking van 20 tot 64 jaar in het Vlaamse Gewest op 14,0%. Het gaat om personen met een hoofdactiviteit als zelfstandige. Dat is het op een na hoogste percentage in de periode 1999-2024. Het aandeel zelfstandigen schommelde in de periode 1999-2024 tussen 12,8% en 14,4%. Tussen 2022 en 2023 bleef het aandeel stabiel en in 2024 daalde het lichtjes.

Hoogste aandeel zelfstandigen bij mannen en 55- tot 64-jarigen

Het aandeel zelfstandigen lag bij werkende vrouwen (10,1%) in 2024 iets hoger dan in 2014 (9,5%). Bij werkende mannen lag het aandeel in 2024 (17,6%) ook lichtjes hoger dan in 2014 (16,9%). Het verschil tussen mannen en vrouwen blijft daarmee bestaan en blijft nagenoeg even groot (7,5 procentpunten (ppt.) in 2024).

Naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt ook het aandeel zelfstandigen in de werkende bevolking: in 2024 ging het bij 20- tot 34-jarigen om 10,0% en bij 55- tot 64-jarigen om 17,2%.

Het aandeel zelfstandigen neemt toe met het onderwijsniveau: bij kortgeschoolden ging het in 2024 om 9,5% en bij hooggeschoolden om 15,8%. Zowel bij midden- als bij hooggeschoolden was er sprake van een beperkte stijging tussen 2014 en 2024 (met respectievelijk +0,5 en +0,1 ppt.). Bij kortgeschoolden daarentegen daalde het aandeel zelfstandigen (-1,2 ppt.).

Opgedeeld naar huishoudpositie lag het aandeel zelfstandigen in de werkende bevolking in 2024 het hoogst bij samenwonende partners met kinderen (16,3%) en het laagst bij personen die inwonen bij ouders (8,2%). Bij samenwonende partners zonder kinderen is het aandeel zelfstandigen het meest toegenomen tussen 2014 en 2024 (+2,0 ppt.), bij alleenstaanden het meest gedaald (-0,8 ppt.).

Ook naargelang personen al dan niet hinder ervaren tijdens dagelijkse activiteiten wegens een handicap of langdurig gezondheidsprobleem zijn er duidelijke verschillen: personen zonder hinder zijn vaker aan het werk als zelfstandige (14,2%) dan personen met hinder (12,6%). In vergelijking met 2014 is het aandeel zelfstandigen bij personen met en zonder hinder (respectievelijk +1,4 ppt. en +0,6 ppt.) iets toegenomen.

Tot slot varieert het aandeel zelfstandigen in de werkende bevolking ook naar geboorteland. Personen geboren in België (14,3%) zijn iets vaker aan de slag als zelfstandige dan personen geboren in een ander EU-land (12,4%) of in een land buiten de EU (12,3%).

Aandeel zelfstandigen in Vlaams Gewest net boven EU27-gemiddelde

In 2024 lag het aandeel zelfstandigen in de werkende bevolking in het Vlaamse Gewest (14,0%) hoger dan in het Waalse Gewest (12,0%) en iets lager dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (14,8%). In België als geheel ging het om 13,5%.

In de Europese Unie (EU27) lag het aandeel zelfstandigen in 2024 gemiddeld op 13,1%. Dat is iets lager dan in het Vlaamse Gewest.
Griekenland kende met 26,3% veruit het hoogste aandeel zelfstandigen, gevolgd door Italië (19,2%) en Polen (17,9%). Duitsland en Denemarken (beiden 7,2%) en Luxemburg (8,0%) hadden het laagste percentage zelfstandigen.