Gedaan met laden. U bevindt zich op: Loopbaanonderbreking, tijdskrediet en thematische verloven Arbeid

Loopbaanonderbreking, tijdskrediet en thematische verloven

Gepubliceerd op 28 februari 2024 • Volgende update: februari 2025
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Ruim 165.000 uitkeringen voor loopbaanonderbreking, tijdskrediet en thematische verloven in 2023

In het Vlaamse Gewest werden in 2023 gemiddeld per maand iets meer dan 165.000 onderbrekingsuitkeringen betaald voor de verschillende vormen van loopbaanonderbreking (publieke sector), voor tijdskrediet (privésector) en voor thematische verloven (privé- en publieke sector). Bij thematische verloven gaat het om verlof voor palliatieve zorgen, ouderschapsverlof (inclusief corona-ouderschapsverlof) en verlof voor medische bijstand en mantelzorg (nieuw sinds september 2020).

Het aantal onderbrekingsuitkeringen is na een stijging tussen 2013 en 2015 in de periode 2016-2019 weer gedaald. In 2020 bleef het aantal onderbrekingsuitkeringen nagenoeg op hetzelfde niveau als in 2019. In 2021 was er sprake van een daling. In 2022 en 2023 was er weer een beperkte toename.
De algemene evolutie verhult wel verschillen in evolutie tussen de diverse vormen van onderbreking. Het aantal onderbrekingsuitkeringen in het stelsel van loopbaanonderbreking daalde tussen 2022 en 2023 met bijna 19%. Die daling is hoofdzakelijk een gevolg van de gedeeltelijke bevoegdheidsoverdracht in het kader van de 6de staatshervorming, waardoor nieuwe aanvragen voor loopbaanonderbreking in het Vlaamse Gewest onder de Vlaamse regeling van het zogenaamde ‘zorgkrediet’ vallen. Zij zijn niet opgenomen in de hier gepresenteerde cijfers over loopbaanonderbreking. Zowel bij de onderbrekingsuitkeringen voor tijdskrediet (+2%) als in het stelsel van de thematische verloven (+7%) was er een toename tussen 2022 en 2023.

Leeuwendeel uitkeringen thematische verloven voor ouderschapsverlof

Bij de thematische verloven is het aantal onderbrekingsuitkeringen voor ouderschapsverlof tussen 2022 en 2023 opnieuw toegenomen (+9%). In 2020 kenden de uitkeringen voor ouderschapsverlof een aanzienlijke aangroei omdat er in dat jaar ook corona-ouderschapsverlof van toepassing was. Toen ging ongeveer 1 op de 4 uitkeringen voor ouderschapsverlof naar corona-ouderschapsverlof. Ook het aantal uitbetalingen voor palliatief verlof en voor mantelzorg nam toe in 2023. Het aantal uitkeringen voor medische bijstand daarentegen daalde beperkt (-1%).

In 2023 waren de uitkeringen voor ouderschapsverlof goed voor 77% van het totaal aantal uitkeringen voor thematische verloven. Bijna 23% van de thematische verloven waren verloven voor medische bijstand. De verloven voor palliatieve zorg en mantelzorg vertegenwoordigden samen minder dan 1% van het totaal aantal thematische verloven.

Merendeel onderbrekingsuitkeringen naar vrouwen

In 2023 ging 59% van het totaal aantal onderbrekingsuitkeringen naar vrouwen en 41% naar mannen. Bij loopbaanonderbreking (64%) en thematische verloven (64%) lag het vrouwelijke overwicht nog iets hoger, bij tijdskrediet (51%) iets lager.

Bijna 4 op 10 onderbrekingsuitkeringen naar 55-plussers

39% van de onderbrekingsuitkeringen voor loopbaanonderbreking, tijdskrediet of thematisch verlof ging in 2023 naar 55-plussers. Ruim 29% van de uitbetalingen was voor personen van 35 tot 44 jaar. Onder de 25 jaar lag het aantal onderbrekingsuitkeringen voor loopbaanonderbreking, tijdskrediet of thematisch verlof erg laag (0,3% van totaal onderbrekingsuitkeringen).

Er zijn grote verschillen naar leeftijd in de verhouding van de 3 soorten onderbrekingsuitkeringen. Bij de thematische verloven gaat het vooral om 25 tot 54 jaar, bij de loopbaanonderbreking en tijdskrediet om personen van 55 jaar en ouder.

In 2023 werden in het Vlaamse Gewest gemiddeld per maand iets meer dan 165.000 onderbrekingsuitkeringen betaald tegenover ruim 10.500 in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en iets meer dan 63.200 in het Waalse Gewest. Daarmee werd bijna 70% van het totaal aantal onderbrekingsuitkeringen in België betaald in het Vlaamse Gewest, 26% in het Waalse Gewest en 4% in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.