Gedaan met laden. U bevindt zich op: Tewerkstelling per sector Arbeid

Tewerkstelling per sector

Gepubliceerd op 19 juni 2025 • Volgende update: mei 2026

Gezondheidszorg/maatschappelijke diensten en industrie grootste sectoren qua tewerkstelling

In 2024 was 15,5% van de werkenden tussen 20 en 64 jaar in het Vlaamse Gewest actief in de gezondheidszorg en maatschappelijke diensten en 13,5% in de industrie. Daarmee zijn dat de sectoren met het hoogste aandeel werkenden. Dat blijkt uit de sectorale verdeling van de werkenden in 21 , op basis van de internationale NACE 2008-classificatie.

De top 5 van sectoren met het hoogste aandeel werkenden van 20 tot 64 jaar werd in 2024 vervolledigd door de groot- en detailhandel en reparatie van voertuigen (11,9%), het onderwijs (9,6%) en de sector openbaar bestuur, defensie en sociale zekerheid (7,2%).

Tussen 2009 en 2024 steeg het aandeel van de sector gezondheidszorg en maatschappelijke diensten het sterkst (+2,1 procentpunten (ppt.)). De tweede sterkste stijging deed zich voor in de sector administratieve en ondersteunende diensten (+,1,9 ppt.), gevolgd door de sector vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten (+1,8 ppt.). De grootste dalingen waren er in de industrie (-3,8 ppt.) en in de sector groot- en detailhandel en reparatie van voertuigen (-1,1 ppt.).

Grote sectorale verschillen tussen mannen en vrouwen

De grote sectoren met een zeer groot aandeel mannen waren in de periode 2023-2024 de bouwnijverheid (89,2% mannen), de sector vervoer en opslag (78,1% mannen) en de industrie (76,2% mannen). Ook in de kleinere sectoren water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering (78,7%), elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht (72,8%), informatie en communicatie (72,3%) en landbouw, bosbouw en visserij (67,8%) lag het aandeel mannen veel hoger dan het aandeel vrouwen.

De sectoren met een zeer groot aandeel vrouwen waren de gezondheidszorg en maatschappelijke diensten (82,1% vrouwen), het onderwijs (71,9% vrouwen) en de andere diensten (68,3% vrouwen).

In de overige sectoren is het verschil tussen het aandeel van mannen en vrouwen kleiner: van 56,8% mannen in de sector kunst, amusement en recreatie tot 42,7% mannen in de sector extraterritoriale organisaties en lichamen.

Grote sectorale verschillen naar onderwijsniveau

In een aantal sectoren lag het aandeel hooggeschoolden bij 25- tot 64-jarigen in de periode 2023-2024 veel hoger dan het aandeel laag- en middengeschoolden. Het gaat om het onderwijs (87,2% hooggeschoolden), de vrije beroepen, wetenschappelijke en technische activiteiten (85,1%), de financiële activiteiten en verzekeringen (81,2%), de extraterritoriale organisaties en lichamen (80,2%) en de sector informatie en communicatie (79,7%).

In een aantal andere sectoren lag het aandeel middengeschoolden het hoogst. Dat was het geval in de bouwnijverheid (58,7%), andere diensten (58,3%), landbouw, bosbouw en visserij (57,0%), water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering (56,3%), accommodatie en maaltijden (54,7%), groot- en detailhandel, reparatie voertuigen (53,4%), vervoer en opslag (53,0%), en industrie (48,0%).

Sectoren met hoge aandelen kortgeschoolden waren onder meer administratieve en ondersteunende diensten (22,6%) gevolgd door accommodatie en maaltijden (22,3%).

In Vlaams Gewest meer werkenden in gezondheidszorg en welzijn dan EU27-gemiddelde, minder in industrie, bouw, energie en delfstoffen

Voor de vergelijking van het Vlaamse Gewest met de andere gewesten in België en de EU-landen werden de 21 sectoren geaggregeerd tot 6 grote categorieën.

In 2024 was in het Vlaamse Gewest 22,8% van de werkenden actief in de categorie industrie, bouw, energie en delfstoffen. Dat is veel hoger dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (10,8%) en iets hoger dan in het Waalse Gewest (19,8%), maar beduidend lager dan het gemiddelde in de Europese Unie (EU27) (27,7%). Er bestaan grote verschillen tussen de EU-landen: Roemenië (43,6%) kende het hoogste percentage in deze categorie, Luxemburg (8,0%) het laagste.

Het aandeel van de categorie handel, vervoer, opslag en reparatie lag in het Vlaamse Gewest in 2024 op 17,8%, tegenover 16,2% in Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, 16,5% in het Waalse Gewest en 18,7% in de Europese Unie. De verschillen tussen de EU-landen blijven hier beperkt. Roemenië (25,5%) kende het hoogste percentage in deze categorie, Luxemburg (11,7%) het laagste.

De categorie zakelijke en andere dienstverlening was in het Vlaamse Gewest goed voor 22,3% van de werkenden. Dat aandeel lag iets hoger dan in het Waalse Gewest (20,0%) maar veel lager dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (31,2%). Het Vlaamse Gewest scoorde hoger dan het EU-gemiddelde (21,2%). Er zijn grote verschillen tussen de EU-landen: Luxemburg (35,6%) had het hoogste aandeel voor deze categorie, Roemenië (11,9%) het laagste.

In 2024 lag het aandeel van de categorie gezondheidszorg en welzijn in het Vlaamse Gewest op 15,5%, nauwelijks hoger dan in het Waalse Gewest (15,4%) en beduidend hoger dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (10,3%) en in de Europese Unie (11,3%). Denemarken (19,5%) kende het hoogste aandeel voor deze categorie, Roemenië (5,7%) het laagste.

De categorie onderwijs, kunst en recreatie vertegenwoordigde in het Vlaamse Gewest 14,1% van de werkenden. Dat is minder dan in het het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (15,2%) en het Waalse Gewest (15,8%). Het Vlaamse aandeel lag iets hoger dan het EU-gemiddelde (13,8%). In Malta (22,1%) lag het aandeel van deze categorie het hoogst, in Roemenië (8,1%) het laagst.

Ten slotte was in het Vlaamse Gewest in 2024 7,5% van de werkende bevolking actief in de categorie overheid en sociale zekerheid, veel lager dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (16,4%) en in het Waalse Gewest (12,6%), maar iets hoger dan het gemiddelde in de Europese Unie (7,3%). Luxemburg (21,1%) had veruit het hoogste aandeel voor deze categorie, gevolgd door België (9,9%). Finland (5,0%) had het laagste aandeel.