Helft van werknemers en zelfstandigen heeft werkbaar werk
In 2019 lag de bij werknemers en zelfstandigen in het Vlaamse Gewest op 50%. Dat wil zeggen dat de helft van de Vlaamse werknemers en zelfstandigen geen knelpunten signaleren op het vlak van psychische vermoeidheid, welbevinden in het werk, leermogelijkheden en de balans tussen werk en privéleven.
De werkbaarheidsgraad van werknemers steeg van 52% in 2004 naar 55% in 2013, maar daalde daarna tot 51% in 2016 en 50% in 2019.
Bij zelfstandigen bedroeg de werkbaarheidsgraad in 2007 en 2010 48%, gevolgd door een stijging tot 51% in 2013. Sindsdien blijft de werkbaarheidsgraad vrij stabiel en komt op 50% in 2019.
Werkstress grootste knelpunt bij werknemers
Bij werknemers blijkt psychische vermoeidheid of werkstress het grootste knelpunt. Het aandeel werknemers dat geen problemen ervaart met psychische vermoeidheid of werkstress lag in 2019 op 63%. Dat aandeel daalde significant tussen 2004 en 2019.
Ook voor het welbevinden in het werk en de balans werk-privé daalde de score bij werknemers tussen 2004 en 2019. In 2019 stelde 79% geen probleem te ervaren op vlak van welbevinden, 87% had geen probleem op vlak van werk-privébalans.
Alleen wat het aspect leermogelijkheden betreft, is er bij werknemers een verbetering merkbaar. In 2019 gaf 83% aan geen probleem te ondervinden op vlak van leermogelijkheden.
Werkstress belangrijkste knelpunt bij zelfstandigen
Ook bij zelfstandigen is het aspect psychische vermoeidheid of werkstress het belangrijkste knelpunt. Net zoals in 2007 gaf 63% van de zelfstandigen in 2019 aan geen probleem te ervaren op vlak van werkstress.
Voor welbevinden in het werk daalde de score significant tussen 2007 en 2019 van 92% naar 90%.
Zowel bij het aspect leermogelijkheden als werk-privébalans is er sprake van een positieve evolutie. Het aandeel zelfstandigen met voldoende leermogelijkheden steeg significant tussen 2007 en 2019 van 94% naar 97%.
Ook het aandeel zelfstandigen dat geen problemen ervaart met de combinatie werk-privé nam significant toe van 66% in 2007 naar 70% in 2019.
Werkbaarheid bij werknemers lager bij vrouwen, 30- tot 39-jarigen en laaggeschoolden
Vrouwelijke werknemers hebben minder werkbare jobs dan hun mannelijke collega’s. De daling van de werkbaarheid lag tussen 2004 en 2019 hoger bij vrouwen dan bij mannen.
De werkbaarheidsgraad bij de werknemers varieerde in 2019 ook naar leeftijd. De werknemers jonger dan 30 jaar kenden de hoogste werkbaarheidsgraad, de 30- tot 39-jarigen de laagste.
Naarmate het onderwijsniveau stijgt, neemt de werkbaarheid toe. De werkbaarheidsgraad van laaggeschoolde werknemers lag in 2019 op 44%, die van hooggeschoolde werknemers op 51%.
Bij nagenoeg alle groepen lag de werkbaarheidsgraad in 2019 lager dan of op hetzelfde niveau als in 2004.
Bij zelfstandigen kennen 55-plussers hoogste werkbaarheidsgraad
De werkbaarheidsgraad van vrouwelijke en mannelijke zelfstandigen verschilde weinig in zowel 2007 als 2019.
Naar onderwijsniveau zijn de verschillen in werkbaarheidsgraad van zelfstandigen wel duidelijker, tussen laag- en middengeschoolden enerzijds en hooggeschoolden anderzijds.
Ook zijn er duidelijke verschillen tussen de leeftijdsgroepen. De oudste groep (55 jaar en ouder) laat de hoogste werkbaarheidsgraad optekenen. De 30- tot 39-jarige zelfstandigen kennen de laagste werkbaarheid.
Bij de zelfstandigen geldt dat bij de meeste groepen de werkbaarheidsgraad in 2019 hoger dan of op hetzelfde niveau lag als in 2007. Enkel bij de personen jonger dan 30 jaar en tussen 50 en 54 jaar is dat niet het geval.