Gedaan met laden. U bevindt zich op: Bevolkingsvooruitzichten: samenwonenden met partner Bevolking

Bevolkingsvooruitzichten: samenwonenden met partner

Gepubliceerd op 11 mei 2021 • Volgende update op 23 mei 2024
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Aantal samenwonenden met partner stijgt tussen 2020 en 2030 met 3%

Begin 2020 woonden in het Vlaamse Gewest bijna 3,30 miljoen volwassenen samen met een partner. De resultaten van de demografische vooruitzichten van Statistiek Vlaanderen van 2021 geven aan dat dit aantal tussen 2020 en 2030 zal groeien tot ongeveer 3,41 miljoen. Dat komt overeen met een stijging van 3%.

Die verwachte toename is minder sterk dan de verwachte toename van het aantal volwassenen (+5%). Ook in de periode 2010-2020 groeide het aantal volwassenen dat samenwoonde met een partner (+3%) minder sterk het aantal volwassenen (+6%). Het aandeel volwassen samenwonenden met een partner blijft dus gestaag dalen: van 63% in 2010, tot 62% in 2020 en 61% in 2030.

Minder jongere samenwonenden met een partner in 2030

Begin 2020 woonden er bijna 828.000 18- tot 39-jarigen samen met een partner. Tot 2030 blijft dat aantal naar verwachting nagenoeg gelijk.

Er woonden begin 2020 1,74 miljoen 40- tot 66-jarigen samen met een partner. In die leeftijdsgroep zal naar verwachting het aantal dat samenwoont met een partner tussen 2020 en 2030 dalen (-3%).

Begin 2020 woonden er ongeveer 727.000 personen van 67 jaar en ouder samen met een partner. Tussen 2020 en 2030 wordt in die leeftijdsgroep een stijging van dat aantal met 23% verwacht.

Door deze verwachte evoluties zullen er in 2030 meer 67-plussers dan 18- tot 39-jarigen samenwonen met een partner.

Tussen 2010 en 2020 daalde het aandeel 18- tot 66-jarigen dat samenwonende met een partner. Die daling zal zich naar verwachting tussen 2020 en 2030 verderzetten, zij het minder uitgesproken. Terwijl in 2010 nog bijna 50% van de 18- tot 39-jarigen en bijna 76% van de 40- tot 66-jarigen samenwoonde met een partner, zal dat in 2030 nog respectievelijk 46% en 72% zijn. Het aandeel 67-plussers dat samenwoont met een partner daarentegen stijgt van 58% in 2010 tot 61% in 2030.

Minder samenwonende partners met kinderen dan zonder kinderen in 2030

In 2020 waren er bijna evenveel samenwonende partners met inwonende kinderen (1,65 miljoen) als zonder inwonende kinderen (1,64 miljoen).

Tussen 2020 en 2030 wordt een daling verwacht van het aantal samenwonende partners met inwonende kinderen (-2%). Bij partners zonder inwonende kinderen wordt een stijging verwacht (+9%). Dat is een versterking van de al aanwezige trends in de periode 2010-2020 (respectievelijk -0,3% en +7%).

In 2030 zal het aandeel samenwonende partners met inwonende kinderen (48%) lager zijn dan het aandeel zonder inwonende kinderen (52%).

Stijging van aantal 18- tot 39-jarigen met partner zonder kinderen

Tussen 2020 en 2030 wordt bij de 18- tot 39-jarigen een stijging verwacht van het aantal dat samenwoont met een partner zonder kinderen (+17%). Bij de 40- tot 66-jarigen zal dat aantal dalen met 7%, bij de 67-plussers stijgen met 23%.

Bij de 18- tot 39-jarigen die samenwonen met een partner zal het aandeel zonder inwonende kinderen stijgen van 31% in 2020 tot 37% in 2030. Bij de 40- tot 66-jarigen zal dat aandeel dalen van 42% naar 40%. Bij de 67-plussers zal dat stabiel blijven op 91%.

Vooral in Limburg meer samenwonenden met partner op latere leeftijd

Nagenoeg alle Vlaamse gemeenten zullen tussen 2020 en 2030 een stijging kennen van het aantal 67-plussers en ook van het aantal 67-plussers dat samenwoont met een partner. Die laatste stijging kan oplopen tot meer dan 45%.

In de helft van de Vlaamse gemeenten zal tegen 2030 het aantal 67-plussers dat samenwoont met een partner met 25% of meer toenemen. Vooral in gemeenten in de provincie Limburg en in de Noorderkempen wordt een toename verwacht van samenwonende partners op latere leeftijd. Dat zijn ook de gemeenten waar het aantal 67-plussers het sterkst toeneemt.