Metadata: ICT-specialisten in de totale werkende bevolking
Bron
Statbel: Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK)
Eurostat: Labour Force Survey (LFS)
Definities
Werkende bevolking
Werkende personen zijn sinds 2021 personen van 15 tot en met 89 jaar die tijdens de referentieweek behoorden tot een van de volgende categorieën:
- tijdens de referentieweek minstens een uur hebben gewerkt voor loon of winst, met inbegrip van meewerkende gezinsleden.
- tijdens de referentieweek niet aan het werk waren, maar een baan of een eigen bedrijf hadden waar zij tijdelijk niet aanwezig waren maar wel een arbeidsverhouding mee hadden. Volgende groepen worden geacht een arbeidsverhouding te hebben:
- personen die niet aan het werk zijn wegens vakantie, werktijdregelingen, ziekteverlof, zwangerschaps- of vaderschapsverlof,
- personen die een opleiding volgen in verband met hun baan,
- personen met ouderschapsverlof, die ofwel een werkgerelateerd inkomen of uitkering(en) ontvangen en/of er recht op hebben, ofwel van wie de verwachte duur van het ouderschapsverlof 3 maanden of minder is,
- seizoenarbeiders buiten het seizoen, wanneer zij regelmatig taken en opdrachten blijven uitvoeren in het kader van hun baan of zelfstandige activiteit, met uitzondering van de naleving van wettelijke of administratieve verplichtingen;
- personen die om andere redenen tijdelijk niet aan het werk zijn waarbij de verwachte duur van de afwezigheid 3 maanden of minder is.
Vanaf 2021 zijn er wijzigingen aangebracht in de classificatie van personen met een job die afwezig zijn in de referentieweek.
- In de Belgische EAK van 1999 tot en met 2020 werden alle personen met een job die tijdelijk afwezig waren tijdens de referentieweek als werkend opgenomen, dit uitgezonderd de personen in volledige loopbaanonderbreking (of tijdskrediet) langer dan drie maanden. Personen in tijdelijke werkloosheid werden als werkend beschouwd, los van de duur van afwezigheid.
- Volgens de nieuwe operationele IAB-definitie worden sinds 2021 personen die afwezig zijn om ‘andere redenen’, zoals tijdelijke werkloosheid (omwille van economische redenen), enkel tot de werkenden gerekend indien ze maximaal drie maanden afwezig zijn. Personen in ouderschapsverlof worden tot de werkenden gerekend, behalve als ze geen loon of uitkering van de RVA ontvangen én langer dan drie maanden in ouderschapsverlof (zullen) zijn. Seizoenarbeiders buiten het seizoen worden enkel als werkend beschouwd als ze buiten het seizoen nog regelmatig taken of klussen (bv. onderhoudswerken) uitvoeren voor hun job of hun bedrijf.
ICT-specialist
Eurostat definieert ICT-specialisten als “werknemers die in staat zijn ICT-systemen te ontwikkelen, te bedienen en te onderhouden, en voor wie ICT het belangrijkste onderdeel van hun werk vormt”.
Geoperationaliseerd in termen van ISCO-codes, resulteert deze definitie in een statistische definitie van ICT-specialisten, die sinds 2011 de volgende is:
- ICT-managers, professionals en “associate professionals”
- ICT-dienstverleningsmanagers
25 Informatie- en communicatietechnologieprofessionals
- 251 Ontwikkelaars en analisten van software en applicaties
- 2511 Systeemanalisten
- 2512 Softwareontwikkelaars
- 2513 Web- en multimediadevelopers
- 2514 Applicatieprogrammeurs
- 2519 Overige ontwikkelaars en analisten van software en applicaties, niet elders geclassificeerd
- 252 Database- en netwerkprofessionals
- 2521 Databaseontwerpers en -beheerders
- 2522 Systeembeheerders
- 2523 Computernetwerkprofessionals
- 2529 Overige database- en netwerkprofessionals, niet elders geclassificeerd
- Informatie- en communicatietechnici
- 351 Technici voor ICT-operaties en gebruikersondersteuning
3511 Technici voor ICT-operaties
3512 Technici voor ICT-gebruikersondersteuning
3513 Technici voor computernetwerken en -systemen
3514 Webtechnici
- 352 Telecommunicatie- en omroeptechnici
3521 Omroep- en audiovisuele technici
3522 Technici in telecommunicatie-engineering
- Overige beroepsgroepen die vooral betrekking hebben op de productie van ICT-goederen en -diensten
- 2152 Elektronica-ingenieurs
- 2153 Telecommunicatie-ingenieurs
- 2166 Grafisch en multimediaontwerpers
- 2356 Opleiders in informatietechnologie
- 2434 ICT-verkoopprofessionals
- 3114 Technici in elektronica-engineering
- 742 Installateurs en reparateurs van elektronica en telecommunicatie
- 7421 Elektronicamonteurs en servicetechnici
- 7422 ICT-installateurs en servicetechnici
Opleidingscategorieën
Het onderwijsniveau van een individu verwijst naar het hoogste ISCED-niveau (International Standard Classification of Education) dat met succes is afgerond. Het succesvol afronden van een opleidingsprogramma wordt aangetoond door een erkend diploma, dat wil zeggen: een kwalificatie die officieel erkend is door de relevante nationale onderwijsautoriteiten of die als gelijkwaardig wordt beschouwd aan een andere formele onderwijskwalificatie. In landen waar een dergelijk certificaat ontbreekt, wordt succesvolle afronding geassocieerd met volledige deelname aan het onderwijs.
In de gegevens voor ‘ICT-specialisten naar onderwijsniveau’ worden twee onderwijsniveaus onderscheiden:
Hoger onderwijs (“tertiary education”): Deze categorie omvat ISCED 2011-niveaus 5, 6, 7 en 8. Dit betreft kort-cyclus hoger onderwijs, bachelor- of gelijkwaardig niveau, master- of gelijkwaardig niveau, doctoraat of gelijkwaardig niveau.
Niet-hoger onderwijs: Deze categorie omvat de niveaus 0 tot en met 4. Dit betreft maximaal secundair onderwijs of postsecundair niet-tertiair onderwijs. Dit laatste niveau omvat opleidingen die voortbouwen op het secundair onderwijs, maar niet als onderdeel van het hoger onderwijs (tertiair onderwijs) worden beschouwd.
Opmerkingen bij de kwaliteit
De vermelde cijfers inzake de ICT-specialisten zijn schattingen gebaseerd op een enquête. De Labour Force Survey (LFS) is de officiële enquête die in alle landen van de Europese Unie (EU27) wordt afgenomen. Ze wordt gebruikt voor de constructie van Europese, nationale en regionale statistieken over de arbeidsmarkt. De LFS wordt gecoördineerd door het Europese statistiekbureau Eurostat. Voor België wordt de enquête uitgevoerd door het Belgische statistiekbureau Statbel onder de naam Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK).
De EAK wordt in België uitgevoerd vanaf 1983. Deelname aan de EAK is verplicht voor de geselecteerde huishoudens.
Van 1983 tot 1998 werden de huishoudens 1 maal per jaar bevraagd tijdens een beperkte periode. Vanaf 1999 werd de enquête continu uitgevoerd tijdens het jaar, waarbij de steekproef gelijkmatig werd verdeeld over alle weken van het jaar.
Vanaf 2017 werd een nieuwe methode van enquêtering toegepast. De geselecteerde huishoudens en personen nemen deel aan een eerste bevraging. Daarna worden ze uitgenodigd om in de daaropvolgende 15 maanden nog 3 keer een vragenlijst in te vullen. De huishoudens worden in 2 opeenvolgende kwartalen bevraagd, daarna in 2 kwartalen niet en ten slotte in 2 kwartalen opnieuw.
De eerste bevraging gebeurt op dezelfde manier als de jaren voordien: de respondent wordt door een enquêteur uitgenodigd voor een persoonlijk interview waarbij de vragenlijst gezamenlijk wordt doorlopen en de antwoorden worden geregistreerd op een tablet (CAPI). Deze bevraging is de meest gedetailleerde en wordt begeleid door een enquêteur.
De vervolgbevragingen zijn korter en beperken zich grotendeels tot de aspecten van de arbeidsmarktpositie die gewijzigd zijn in vergelijking met de vorige bevraging. Deze vervolgbevragingen verlopen telefonisch (CATI) of via het internet (CAWI).
In het kader van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken, werden sinds de eerste lockdown in maart 2020 alle face-to-face-bevragingen tijdelijk vervangen door telefonische interviews. Vanaf het tweede kwartaal van 2022 gebeurt de eerste bevraging opnieuw (gedeeltelijk) via face-to-face-interviews.
Om de vergelijkbaarheid van de LFS-gegevens op Europees niveau te verhogen, werd in 2021 een nieuwe vragenlijst geïmplementeerd. Een nieuw Europees kaderreglement (EU-verordening 2019/1700) voorziet voor de Enquête naar de Arbeidskrachten een volledige herziening van de variabelenlijst en een meer uniforme manier van meten van bepaalde essentiële concepten. Dit heeft tot doel de vergelijkbaarheid van de gegevens op Europees niveau te verhogen.
De wijzigingen in vergelijking met de oude vragenlijst zijn divers. Zo werden een aantal variabelen geschrapt omdat ze minder relevant geworden zijn of omdat de informatie beschikbaar is in administratieve bronnen. Andere, nieuwe vragen, werden toegevoegd. Soms werd de volgorde van vragen of de frequentie van bevraging (jaarbasis versus kwartaalbasis) aangepast. In een aantal gevallen werd ook de formulering van een bestaande vraag gewijzigd of werden de antwoordmodaliteiten aangepast, doch er werd getracht dit tot een minimum te beperken. Niettemin maakt dit dat de gegevens van voor 2021 niet steeds vergelijkbaar zijn met de gegevens van 2021 en later.
Een essentieel onderdeel van de nieuwe vragenlijst is de meting van het arbeidsmarktstatuut. Via het nieuwe kaderreglement wordt deze meting in overeenstemming gebracht met de aangepaste operationele definities van werkgelegenheid en werkloosheid van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB). Ook voor de meting van de arbeidsduur werden belangrijke wijzigingen doorgevoerd, die opnieuw tot doel hadden om een meer uniforme meting te garanderen tussen de verschillende EU-lidstaten.
In het Vlaamse Gewest werden in de periode 1999-2016 gegevens verzameld van ongeveer 20.000 huishoudens en 50.000 personen (huishoudleden). De responsgraad van de EAK in België lag in die periode tussen 75% en 80%.
Vanaf 2017 namen met de nieuwe methode 15.000 tot 18.000 Vlaamse huishoudens en 35.000 tot 43.000 personen deel. In 2024 ging het om 16.100 huishoudens en 37.543 personen. De responsgraad in het Vlaamse Gewest bedroeg bij de eerste bevraging 61%, bij de tweede bevraging 87%, bij de derde bevraging 88% en bij de vierde bevraging 92%.
Aangezien de gegevens verzameld worden via een steekproef, moet bij de interpretatie van de resultaten van de LFS en EAK rekening worden gehouden met een bepaalde onzekerheidsmarge.
Voor de periode vanaf 1999 moet men rekening houden met een breuk in de tijdreeks tussen 2016 en 2017 en tussen 2020 en 2021.
Daarnaast heeft Statbel ernstige kwaliteitsproblemen vastgesteld bij de EAK in de gegevens voor de provincie Vlaams-Brabant voor de periode 2021-2024, waarmee onder andere het aantal werkenden systematisch werd onderschat. Vanwege deze kwaliteitsproblemen beschouwt Statbel de gegevens voor deze provincie voor deze periode als niet betrouwbaar. De cijfers voor Vlaams-Brabant beïnvloeden ook de Vlaamse cijfers, zij het in beperktere mate. Daarom is voorzichtigheid geboden bij de interpretatie van de Vlaamse cijfers. Meer duiding hierover vind je in de nota van Statbel met een verklaring voor verschillende cijfers voor Vlaams-Brabant tussen EAK en VAR(opent in nieuw venster).
In 2024 heeft Statbel een aantal grondige kwaliteitscontroles gedaan voor een aantal beroepencodes waardoor verschillende cijfers van vóór 2024 niet helemaal vergelijkbaar zijn met de cijfers van 2024. In een uitgebreide nota gaat Statbel verder in op de kwaliteitsverbetering bij het coderen van de beroepen.(PDF bestand opent in nieuw venster)