Mediaan inkomen van personen in armoede 18% lager dan armoededrempel
De relatieve mediane armoedekloof lag volgens de EU-SILC-enquête van 2022 in het Vlaamse Gewest op 18%. De relatieve mediane armoedekloof geeft een indicatie van de diepte van de armoede in een land of regio. Het gaat om het verschil tussen de en het mediaan beschikbaar van de groep personen onder de armoededrempel, uitgedrukt als een percentage van de armoededrempel. Een armoedekloof van 18% betekent dus dat het van personen onder de armoededrempel 18% lager ligt dan de armoededrempel. Hoe hoger het percentage, hoe lager het inkomen van personen met een inkomen onder de armoededrempel.
Bovenstaand cijfer werd berekend op basis van het totale beschikbare huishoudinkomen in het jaar voorafgaand aan de enquête. De cijfers van 2022 hebben dus betrekking op de huishoudinkomens van 2021.
De EU-SILC-enquête waarop deze cijfers gebaseerd zijn, werd in 2019 ingrijpend vernieuwd. Daardoor is voorzichtigheid geboden bij het maken van vergelijkingen met de resultaten van voorgaande jaren.
1% heeft inkomen lager dan 40% van mediaan inkomen
Bij de berekening van het aandeel personen onder de armoededrempel wordt traditioneel gebruik gemaakt van een armoededrempel van 60% van het nationaal mediaan beschikbaar huishoudinkomen. Wie net boven deze 60%-drempel zit, komt hierdoor niet in beeld. Tegelijk is het zo dat wie beschikt over een inkomen dat maar net onder de armoededrempel ligt, zich in een andere situatie bevindt dan wie moet rondkomen met een inkomen dat een pak lager ligt dan de 60%-drempel. Om zicht te krijgen op de spreiding van de inkomens rond de armoededrempel kan men daarom de hoogte van de drempel laten variëren.
Volgens de EU-SILC-enquête van 2022 (inkomens van 2021) beschikte 1% van de bevolking in het Vlaamse Gewest over een inkomen lager dan 40% van het nationaal mediaan inkomen, 4% over een inkomen lager dan 50% van het nationaal mediaan inkomen en 15% van de bevolking over een inkomen lager dan 70% van het nationaal mediaan inkomen.
Die aandelen bleven in de periode 2004 tot 2022 min of meer stabiel. Enkel bij het aandeel met een inkomen lager dan 70% van het nationaal mediaan inkomen is er in de meest recente jaren sprake van een daling.
Aandeel met inkomen lager dan 40% van mediaan inkomen hoogst bij werklozen, personen in eenoudergezinnen en personen geboren in de EU
Het aandeel met een inkomen lager dan 40% van het nationaal mediaan inkomen lag in 2022 (inkomens van 2021) iets hoger dan gemiddeld bij werklozen, personen in eenoudergezinnen en personen geboren in de EU (buiten België).
Bij de 50%-drempel ging het om dezelfde groepen, aangevuld met personen in eenpersoonshuishoudens, koppels met 3 kinderen of meer, anders niet-actieven zonder gepensioneerden, huurders, laaggeschoolden en personen geboren buiten de EU. Die groepen worden bij de 70%-drempel nog aangevuld met 65-plussers, oudere koppels en gepensioneerden.
Diepte armoederisico blijft in EU-perspectief beperkt
In 2021 lag de relatieve mediane armoedekloof in het Vlaamse Gewest (15%) iets hoger dan in het Waalse Gewest (14%), maar lager dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (19%). In België in zijn geheel lag de armoedekloof op 15%.
In Europees perspectief blijft de relatieve armoedekloof in België beperkt. Gemiddeld lag de armoedekloof in de Europese Unie (EU27) in 2021 op 24%. België bevindt zich in de groep van EU-landen met de laagste armoedekloof. Enkel Finland en Ierland scoren nog iets lager dan België. In Roemenië ligt de armoedekloof het hoogst.
Het aandeel van de bevolking met een inkomen lager dan 40%, 50% en 70% van het mediaan inkomen ligt in het Vlaamse Gewest telkens duidelijk lager dan in de andere gewesten. Ook hier bevindt België zich meestal in de groep van EU-landen met de laagste percentages. Enkel bij de 70%-drempel schuift België eerder op richting Europese middenmoot.
Cijfers voor 2022 zijn nog niet voor alle EU-landen beschikbaar.
Bronnen
- Statbel: EU-SILC-survey opent in nieuw venster
- Eurostat: Database opent in nieuw venster