Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Diepte van het armoederisico Diepte van het armoederisico

Metadata: Diepte van het armoederisico

Bron

European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), Statbel & Eurostat, bewerking Statistiek Vlaanderen

Definities

De relatieve mediane armoedekloof is het verschil tussen de armoededrempel en het mediaan beschikbaar huishoudinkomen van de groep personen onder de armoededrempel, uitgedrukt als een percentage van de armoededrempel. De relatieve mediane armoedekloof geeft een indicatie van de diepte van de armoede in een regio of land. Hoe hoger het percentage, hoe lager het inkomen van personen met een inkomen onder de armoededrempel.

Beschikbaar huishoudinkomen: alle inkomsten van de huishoudleden uit economische activiteit, uit vermogen, uit eigendom en uit sociale transfers (sociale zekerheids- en bijstandsuitkeringen). Om het mogelijk te maken het inkomen van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling met elkaar te vergelijken, wordt het totale huishoudinkomen gestandaardiseerd. Dat gebeurt door het totale huishoudinkomen te delen door de Eurostat-equivalentiefactor. Het eerste huishoudlid krijgt hierbij een gewicht van 1. Voor elke bijkomende persoon van 14 jaar en ouder in het huishouden wordt die factor verhoogd met 0,5, voor elk kind jonger dan 14 jaar met een factor 0,3.

Mediaan inkomen: het middelste inkomen wanneer de inkomens van laag naar hoog worden gerangschikt.

Armoededrempel: de armoededrempel is gelijk aan 60% van het nationaal mediaan beschikbaar huishoudinkomen na sociale transfers (sociale zekerheids- en bijstandsuitkeringen). De armoededrempel wordt aangepast aan de samenstelling en grootte van het huishouden. Voor een alleenstaande lag de Belgische armoededrempel volgens de EU-SILC-enquête van 2022 op 1.366 euro per maand, voor een gezin met 2 volwassenen en 2 kinderen op 2.868 euro per maand. Er wordt vanuit gegaan dat huishoudens met een inkomen onder de armoededrempel een verhoogd risico op armoede lopen.

Bij de berekening van het aandeel personen onder de armoededrempel wordt traditioneel gebruik gemaakt van een armoededrempel van 60% van het nationaal mediaan beschikbaar huishoudinkomen. Wie net boven deze 60%-drempel zit, komt hierdoor niet in beeld. Tegelijk is het zo dat wie beschikt over een inkomen dat maar net onder de armoededrempel ligt, zich in een andere positie bevindt dan wie moet rondkomen met een inkomen dat een pak lager ligt dan de 60%-drempel. Om zicht te krijgen op de spreiding van de inkomens rond de armoededrempel kan men daarom de hoogte van de drempel laten variëren. Hier wordt het aandeel van de bevolking weergegeven dat beschikt over een inkomen lager dan 70% van het nationaal mediaan inkomen, lager dan 50% van het mediaan inkomen en lager dan 40% van het mediaan inkomen.

De jaartallen in de figuur slaan op het jaar waarin de enquête wordt afgenomen. De statistieken worden berekend op basis van het totale beschikbare jaarinkomen van het huishouden in het jaar voorafgaand aan de enquête.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De hier opgenomen gegevens zijn schattingen gebaseerd op een enquête. Het gaat om de EU-SILC-survey naar inkomens en levensomstandigheden die als doel heeft om binnen de Europese Unie vergelijkbare statistieken over onder meer armoede en sociale uitsluiting op te stellen.

De uitvoering van de EU-SILC-survey is sinds 2004 bij Europese verordening verplicht voor alle landen. De EU-SILC wordt gecoördineerd door het Europese statistiekbureau Eurostat en voor België uitgevoerd door het Belgische statistiekbureau Statbel. Het betreft een enquête die wordt afgenomen bij een steekproef van private huishoudens uit het Rijksregister, waarbij de referentiepersoon van het huishouden (gezinshoofd) wordt geïnterviewd (face-to-face) en elk huishoudlid van 16 jaar en ouder. Vanaf 2004 is de EU-SILC opgebouwd als een roterend panel. Dat betekent dat huishoudens verschillende jaren aan de steekproef deelnemen en elk jaar een deel van de huishoudens vervangen wordt door een nieuwe steekproef van huishoudens. Tot en met EU-SILC 2018 ging het om een 4 jaar roterend panel: huishoudens namen deel aan de enquête voor vier opeenvolgende jaren. In 2019 werd gestart met de uitbreiding van het panel naar 6 jaar. Er werd een nieuwe groep toegevoegd aan het panel, terwijl geen enkele groep het panel verliet. Bij EU-SILC 2019 waren er dus 5 deelnemende groepen. In 2020 werd dit opnieuw gedaan zodat een 6-jarig panel gerealiseerd werd.

De responsgraad van de EU-SILC-survey in België bedraagt ongeveer 60%. In het Vlaamse Gewest worden in totaal via de huishoud- en individuele vragenlijst gegevens verzameld voor iets meer dan 7.000 personen.

Bij de interpretatie van de resultaten van de EU-SILC-survey moet rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Deze onzekerheidsmarge is groter naarmate de steekproef waarop de cijfers berekend worden, kleiner is. De in de figuur opgenomen onzekerheidsmarges zijn berekend door Statbel. Voor de jaren waar geen onzekerheidsmarges van Statbel beschikbaar zijn (2004 tot en met 2011) gaat het om een schatting op basis van de onzekerheidsmarges in de andere jaren.

Daarnaast is het zo dat in surveyonderzoek bepaalde kwetsbare bevolkingsgroepen (zoals personen in collectieve huishoudens, personen zonder wettige verblijfsvergunning of dak- en thuislozen) niet of nauwelijks vertegenwoordigd zijn.

In 2019 werd de EU-SILC-survey ingrijpend vernieuwd. Op inhoudelijk vlak werd in 2019 de overstap gemaakt naar het gebruik van administratieve gegevens voor de meerderheid van de inkomensvariabelen. Als gevolg daarvan werd de vragenlijst van de survey fundamenteel herzien. Vragen werden geherformuleerd en/of van plaats veranderd, er kwamen nieuwe vragen bij en bepaalde vragen werden geschrapt. Op methodologisch vlak werd het volledige model voor de correctie van non-respons, uitval van panelleden en kalibratie herzien. Voortaan wordt bij de berekening van gewichten rekening gehouden met administratieve variabelen (meer specifiek het fiscale inkomen van huishoudens). Deze methodologische hervorming verhoogt de nauwkeurigheid van de schattingen. Door al deze wijzigingen is voorzichtigheid geboden bij het maken van vergelijkingen tussen de resultaten van de EU-SILC-survey vanaf 2019 met de resultaten van voorgaande jaren.

Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat de Covid-19-pandemie vanaf maart 2020 een duidelijke impact heeft gehad op de dataverzameling van de EU-SILC-survey van 2020 en 2021. Door de lockdownmaatregelen werd in 2020 het veldwerk tijdelijk onderbroken en werd een deel van de interviews afgenomen via de telefoon in plaats van face-to-face. In 2021 werden alle interviews afgenomen via de telefoon. Algemeen genomen konden door de uitzonderlijke omstandigheden bepaalde huishoudens gemakkelijker bereikt worden dan in andere jaren, andere huishoudens net moeilijker. Dat zorgde voor een zekere bias in de gerealiseerde steekproef waardoor voorzichtigheid geboden is bij de vergelijking van de resultaten van 2020 en 2021 met die van 2019.

Naar de statistiek