Gedaan met laden. U bevindt zich op: Materialenvoetafdruk Milieu en natuur

Materialenvoetafdruk

Gepubliceerd op 24 juni 2025 • Volgende update: juni 2026
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Materialenvoetafdruk in 2023 4% lager dan in 2012

Het voortschrijdend gemiddelde van de in het Vlaamse Gewest daalde van 224 miljoen ton in 2012 naar 215 miljoen ton in 2023 (-4%). Met voortschrijdend gemiddelde wordt bedoeld dat het telkens gaat om het gemiddelde van het jaar zelf en de 2 voorgaande jaren. Het gaat om het totaal aan primaire grondstoffen die wereldwijd ontgonnen worden voor de finale consumptie van goederen en diensten in het Vlaamse Gewest.

Het voortschrijdend gemiddelde van de Vlaamse materialenvoetafdruk daalde tussen 2012 en 2016 van 224 miljoen ton naar 212 miljoen ton. Na een stijging in 2017 en 2018 kende het voortschrijdend gemiddelde een dip in 2020 van 206 miljoen ton. Vanaf 2021 steeg het voortschrijdend gemiddelde van de materialenvoetafdruk naar 215 miljoen ton in 2023.

Uitgedrukt per inwoner daalde het voortschrijdend gemiddelde van de materialenvoetafdruk van 35,3 ton per inwoner in 2012 naar 31,7 ton per inwoner in 2023 (-10%).

Materiaalproductiviteit lag in 2023 op 1,21 euro per kg

Door het bruto binnenlands product (bbp) uit te drukken ten opzichte van de materialenvoetafdruk, wordt de materiaalproductiviteit van een regio gemeten. Een toename in de materiaalproductiviteit duidt er op dat aan dezelfde consumptie kan worden voldaan met minder primair materiaalverbruik (inclusief de indirecte consumptie van materialen) en dus op een verbeterde milieuprestatie van de productieketens. De materiaalproductiviteit lag in het Vlaamse Gewest in 2023 op 1,21 euro per kilogram (kg).

Het voortschrijdende gemiddelde van de materiaalproductiviteit kende een stijgende trend in de periode 2012-2023. In de periode 2012-2023 daalde het voortschrijdend gemiddelde van de materialenvoetafdruk (-4%), terwijl het bbp toenam (+22%). Voor het Vlaamse Gewest was er in die periode dus sprake van een absolute van het bruto binnenlands product ten opzichte van de materialenvoetafdruk.