Taalgebruik bij consumentenzaken
Principe taalvrijheid
Handelaars en bedrijven mogen zelf beslissen welke taal ze gebruiken om hun producten aan te bieden aan hun klanten. Dit volgt uit artikel 30 van de Grondwet dat bepaalt dat het taalgebruik in België in principe vrij is.
Er zijn uitzonderingen op deze taalvrijheid die voortvloeien uit:
-
de taalwetgeving in het bedrijfsleven;
-
het consumentenrecht.
Uitzonderingen
Taalwetgeving in het bedrijfsleven
Het decreet van 19 juli 1973 regelt de talen in het bedrijfsleven in het homogeen Nederlandse taalgebied.
Het decreet van 19 juli 1973 bevat taalbepalingen:
-
voor de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen;
-
voor de akten en bescheiden voor het personeel;
-
voor de betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers.
Dit decreet is van toepassing op natuurlijke personen en rechtspersonen met exploitatiezetel in het homogeen Nederlandse taalgebied.
Het gebruik van de talen in het bedrijfsleven wordt in Brussel-Hoofdstad en in de Vlaamse faciliteitengemeenten geregeld door artikel 52 van de Bestuurstaalwet.
Artikel 52 Bestuurstaalwet bevat taalbepalingen:
-
voor de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen;
-
voor de akten en bescheiden voor het personeel.
Elke onderneming die goederen te koop aanbiedt aan de consument, moet de prijs hiervan schriftelijk en ondubbelzinnig aanduiden. Dat bepaalt artikel VI.3 van het Wetboek Economisch Recht.
Volgens het Steunpunt Taalwetwijzer kan je stellen dat dergelijke prijsaanduiding wettelijk voorgeschreven is en onder de toepassing van het decreet van 19 juli 1973 of onder artikel 52 van de Bestuurstaalwet valt.
Wettelijk verplichte vermeldingen op facturen moeten ook voldoen aan het decreet van 19 juli 1973 of aan artikel 52 Bestuurstaalwet.
Consumentenrecht
De (Europese en Belgische) regelgeving rond consumentenrechten bevat ook enkele taalvoorschriften.
Algemene taalregels voor etiketten, gebruiksaanwijzingen en garantiebewijzen
De dwingend voorgeschreven etikettering moeten de ondernemingen opstellen in een taal die begrijpelijk is voor de gemiddelde consument en rekening houden met het taalgebied waar de goederen of diensten worden aangeboden.
Daarnaast moeten ze ook handleidingen en garantiebewijzen opstellen in een taal die begrijpelijk is voor de gemiddelde consumenten rekening houden met het taalgebied waar de goederen of diensten worden aangeboden. Onder de gemiddelde consument wordt de redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument verstaan.
Deze regels volgen uit Boek VI van het Wetboek Economisch Recht, dat de marktpraktijken en de consumentenbescherming regelt.
Taalregels voor specifieke producten en in specifieke sectoren
Naast de algemene taalregels voor etikettering, gebruiksaanwijzingen en garantiebewijzen, gelden er specifieke taalregels in bepaalde sectoren of voor bepaalde producten.
Deze bespreking is niet limitatief. Het is mogelijk dat er in specifieke sectoren of voor specifieke producten andere taalbepalingen opgenomen zijn in Europese en andere regelgeving.
Voedingsmiddelen
De gegevens op het verplichte etiket van voedingsmiddelen moeten gesteld zijn in de taal of talen van het taalgebied waar de producten op de markt worden aangeboden. Dat volgt uit de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten.
Tabaksproducten
De gegevens op het verplichte etiket van tabaksproducten moeten gesteld zijn in het Nederlands, Frans en Duits, onafhankelijk van het taalgebied waar de producten op de markt worden aangeboden. Dat volgt uit de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten.
Speelgoed
De waarschuwingen, veiligheidsvoorschriften, etikettering en gebruiksaanwijzing van speelgoed dat op de Belgische markt wordt aangeboden moet ten minste worden opgesteld in de taal of de talen van het taalgebied waar het speelgoed op de markt wordt aangeboden. Dat volgt uit het Koninklijk Besluit van 19 januari 2011 betreffende de veiligheid van speelgoed.
Speelgoed dat bijvoorbeeld Brussel-Hoofdstad op de markt wordt gebracht, moet minstens gebruiksaanwijzingen in het Nederlands en in het Frans bevatten.