Taalgebruik in bestuurszaken

Taalgebruik in bestuurszaken

De taalwetgeving in bestuurszaken legt vast in welke taal (of talen) de overheid moet communiceren met burgers en omgekeerd.

De voorgeschreven bestuurstaal van een overheid is afhankelijk van verschillende factoren. Om de bestuurstaal van de overheid te bepalen, moet je daarom de volgende vragen beantwoorden:

  • Is er sprake van een 'overheidsdienst'? Zo ja, welke specifieke bestuurstaalwetgeving is van toepassing op de overheidsdienst?

  • Wat is de werkkring of het ambtsgebied van de overheidsdienst?

  • Over welk type communicatie gaat het?

  • In welk taalgebied bevindt de overheid of de correspondent zich?

Een natuurlijke persoon of (private) rechtspersoon mag in principe kiezen in welke taal hij of zij communiceert met de overheid. In principe genieten zij van de taalvrijheid. Toch bestaan er een aantal uitzonderingen op dit principe:

  • Natuurlijke personen en rechtspersonen uit het homogeen Nederlandse taalgebied moeten zich meestal in het Nederlands wenden tot hun gemeente en sommige andere overheidsdiensten;

  • Natuurlijke personen en rechtspersonen die een concessie van openbare dienst of een taak in opdracht van de overheid uitvoeren, moeten in bepaalde gevallen rekening houden met de taalwetgeving in bestuurszaken. Dit is bijvoorbeeld het geval voor een bedrijf dat in opdracht van een gemeente wegenwerken uitvoert. Dat bedrijf zal de signalisatieborden in de bestuurstaal of -talen moeten plaatsen;

  • Natuurlijke personen en rechtspersonen moeten in hun communicatie met de overheid rekening houden met de taalwetgeving in het bedrijfsleven, bijvoorbeeld voor de wettelijk voorgeschreven documenten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor een lokale handelaar of een bedrijf.

 

Veelgestelde vragen