Taalgebruik in gerechtszaken
De Taalwet Gerechtszaken van 15 juni 1935 bepaalt het taalgebruik in gerechtszaken.
Deze wet:
- regelt in welke taal de rechtspleging voor de hoven en de rechtbanken moet verlopen;
- bevat taalregels voor processen-verbaal voor de vaststelling van misdrijven.
Eentaligheid van de rechtspleging
De Taalwet Gerechtszaken gaat uit van het principe van ééntaligheid van de rechtspleging en van de gerechtelijke akten. Akten van de rechtspleging zijn alle akten in het kader van een gerechtelijke procedure of onder controle van het gerecht, uitgaande van de partijen, hun mandatarissen of de medewerkers van de rechter.
Wat betekent dit?
- alle akten van de rechtspleging zijn eentalig;
- vonnissen, arresten en akten betreffende hun tenuitvoerlegging worden in dezelfde taal opgesteld;
- de rechtscolleges in hoger beroep gebruiken dezelfde taal als die waarin de bestreden beslissing is opgesteld.
De Taalwet Gerechtszaken houdt bij het bepalen van de taal van de rechtspleging rekening met het territorialiteitsbeginsel uit de Grondwet. Dat legt 3 eentalige en 1 tweetalig taalgebieden vast en waarborgt de voorrang van de taal of talen van dat gebied.
De hoven en rechtbanken oefenen hun rechtsmacht uit op een afgebakend grondgebied. De ligging van de zetel van rechtbank bepaalt de taal waarin de rechtspleging verloopt en waarin de gerechtelijke akten moeten worden opgesteld. De rechtspleging vindt daarom in de meeste gevallen plaats in de taal van het taalgebied waarin de rechtbank gelegen is. Er bestaan wel uitzonderingen op dit principe, bijvoorbeeld in het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Taalgebruik door particulieren
De eentaligheid van de rechtspleging wordt verzoend met de taalvrijheid van de particulieren.
Partijen, beklaagden en verdachten kunnen mondeling een andere taal dan de taal van de rechtspleging gebruiken als ze voor de rechter verschijnen. Deze taal moet dus niet de taal van de rechtspleging zijn. Dit is eveneens het geval voor getuigen die hierom verzoeken. Indien deze taal niet wordt verstaan, wordt beroep gedaan op een beëdigde tolk.
In burgerlijke zaken kunnen de partijen die de taal van de rechtspleging niet begrijpen worden bijgestaan door een beëdigd tolk die het geheel van mondelinge verklaringen vertaalt. In strafzaken kan eveneens een beroep worden gedaan op een beëdigd tolk indien de partij de taal van de procedure niet verstaat. In dit geval wordt de noodzaak van de vertolking geëvalueerd door de bevoegde overheid.
Daarnaast kunnen partijen samen beslissen om de taal van de rechtspleging te wijzigen. Verdachten en beklaagden kunnen verzoeken dat de taal van de rechtspleging wordt gewijzigd.
Let op: particulieren zijn niet helemaal vrij in hun taalgebruik. Ze moeten akten van de rechtspleging neerleggen in de taal van de rechtspleging.
Sancties
De niet-naleving van de in de taalwet Gerechtszaken opgelegde verplichtingen heeft de nietigheid van de akte, die met miskenning van de Taalwet werd opgesteld, tot gevolg. De nietigheid moet ambtshalve door de rechter worden vastgesteld.