De eigen lokale belastingen moeten in de eerste plaats onderscheiden worden van de lokale retributies en van de opcentiemen en aanvullende lokale belastingen. Belastingen kunnen bovendien op verschillende manieren onderverdeeld worden naar soort. Tot slot is er een belangrijk onderscheid tussen de begrippen belastingplichtige en belastingschuldige.
Belastingen - retributies
Een gemeente kan zowel belastingen als retributies heffen. De wetgever geeft geen definitie van de begrippen belasting en retributie. Ook in de rechtsleer is men het erover eens dat de scheidingslijn tussen beide niet altijd scherp getrokken kan worden en dat de aard van de vergoeding dus geval per geval onderzocht moet worden. Het volstaat met andere woorden niet om een vergoeding ‘belasting’ of ‘retributie’ te noemen in het gemeentelijk reglement om er daadwerkelijk een belasting of retributie van te maken. Bij een betwisting oordeelt de rechter op basis van de concrete elementen van het gemeentelijk reglement.
Het onderscheid tussen een belasting en een retributie is vooral van belang als wettelijke bepalingen personen of materies vrijstellen van gemeentebelastingen, als de gemeente beleidsmatige aspecten wil laten spelen bij de vaststelling van tarieven en modaliteiten of als de gemeente een grotere mate van flexibiliteit nastreeft voor de vaststelling of aanpassing van haar reglementen.
We spreken over een retributie als de volgende voorwaarden vervuld zijn:
- Het gaat om een dienst verricht door de overheid.
- De dienst is verricht aan een derde in diens persoonlijk belang.
- De vergoeding is redelijk in verhouding tot de kostprijs van de verleende dienst.
Het gaat daarentegen om een belasting als minstens een van de volgende voorwaarden vervuld is:
- Naast de kostprijs spelen ook beleidsondersteunende factoren mee bij de bepaling van het tarief (bijvoorbeeld een bepaald gedrag ontraden of stimuleren).
- De dienstverlening dient niet alleen het persoonlijke belang, maar ook het algemeen belang.
Nauw verwant met het begrip retributie is het begrip tarief. Dat is de vergoeding voor een prestatie die geleverd wordt door een andere instantie dan de instanties, vermeld in artikel 173 van de Grondwet. Voor de diensten van een autonoom gemeentebedrijf (AGB) wordt bijvoorbeeld een tarief gevraagd.
Eigen belastingen - opcentiemen en aanvullende belastingen
Bij eigen gemeentebelastingen bepaalt de gemeenteraad in principe alle elementen van het belastingreglement: het belastbare voorwerp, de berekening, de aanwijzing van de belastingplichtige, de vrijstellingen en de verminderingen. De wetgever of de decreetgever kan bepaalde aspecten van een gemeentelijke belasting moduleren. De vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van die belastingen is geregeld in het decreet van 30 mei 2008.
Bij opcentiemen of aanvullende belastingen is de grondslag van de belasting het bedrag van een belasting die geheven wordt door de federale of Vlaamse overheid. De gemeenteraad bepaalt alleen het verhogingspercentage of het aantal (eventueel gedifferentieerde) opcentiemen dat op de hoofdbelasting geheven wordt. Alle andere modaliteiten van de hoofdbelasting worden impliciet overgenomen: het belastbare voorwerp, de berekening, de aanwijzing van de belastingplichtige en de federale of Vlaamse belastingvrijstellingen en -verminderingen. De overheid die de hoofdbelasting vestigt, int de opcentiemen of de aanvullende belasting. Ze behandelt ook de bezwaren daartegen samen met de bezwaren over de hoofdbelasting.
Kohierbelastingen - contantbelastingen
Het onderscheid tussen kohierbelastingen en contantbelastingen is gebaseerd op de wijze van inning van de belasting:
- Kohierbelastingen worden op een kohier gebracht
- Contantbelastingen worden zonder uitstel geïnd tegen afgifte van een betalingsbewijs.
Directe belastingen - indirecte belastingen
Het onderscheid tussen directe en indirecte belastingen ligt in het belastbare voorwerp. Directe belastingen hebben betrekking op een toestand, bijvoorbeeld de leegstand van een woning of het beschikken over een tweede verblijf. Indirecte belastingen hebben betrekking op een feit of op een eenmalige gebeurtenis, bijvoorbeeld de afgifte van een identiteitskaart of het parkeren voor een beperkte duur.
Het onderscheid tussen directe en indirecte belastingen was vroeger meer van belang dan vandaag omdat de invordering en de behandeling van bezwaren volgens een verschillende procedure verliepen. Vandaag is het onderscheid alleen van belang voor de toepassing van het niet-retroactiviteitsbeginsel. Een reglement over een indirecte belasting kan alleen toegepast worden op feiten die zich hebben voorgedaan na de inwerkingtreding van het reglement. Een reglement over een directe belasting kan daarentegen terugwerken tot en met 1 januari van het aanslagjaar, ook als het reglement pas in de loop van het aanslagjaar is goedgekeurd. De duurzame toestand waarop de belasting wordt gevestigd, wordt immers verondersteld het hele jaar of een groot deel van het jaar te duren.
Om de directe belasting in een concreet geval te kunnen toepassen, moet de belastbare toestand (bijvoorbeeld inwoner zijn van de gemeente, aanwezigheid van de onderneming in de gemeente, aanwezigheid van een tweede verblijf in de gemeente …) nog altijd gelden op het moment van de inwerkingtreding van het reglement. Bovendien mag het belastbare feit zich ook nog niet volledig voorgedaan hebben vóór de inwerkingtreding van het reglement, bijvoorbeeld doordat de referentieperiode al is afgesloten. Een voorbeeld zijn belastingen die worden geheven naar aanleiding van het X aantal maanden opgenomen zijn in een gemeentelijke inventaris (bijvoorbeeld leegstand, verwaarlozing, ongeschikt- en onbewoonbaarheid …). Als het belastbare feit, in deze gevallen de verjaardag van de inventarisatiedatum, plaatsvindt voor de inwerkingtreding van het nieuwe reglement, kan dat nieuwe reglement in deze gevallen niet toegepast worden omdat het niet-retroactiviteitsbeginsel dan geschonden zou worden.
Het niet-retroactiviteitsbeginsel is alleen van toepassing op het belastbare feit en niet op de berekeningsgrondslag van de belasting. De belasting voor een bepaald aanslagjaar kan berekend worden op basis van elementen van een voorgaand aanslagjaar, bijvoorbeeld bij een belasting op drijfkracht of een belasting op groeven. Het belastbare feit zelf moet wel in het aanslagjaar in kwestie vastgesteld kunnen worden, na de inwerkingtreding van het belastingreglement.
Aandeelbelastingen - omslagbelastingen
Bij aandeelbelastingen wordt op een bepaalde berekeningsgrondslag een tarief toegepast dat in het belastingreglement is vastgesteld, om de verschuldigde belasting te bepalen. Bij omslagbelastingen daarentegen wordt vooraf bepaald hoeveel de totale opbrengst van de belasting zal bedragen. Daarna wordt dat bedrag over de belastingplichtigen omgeslagen volgens bepaalde criteria, meestal een bepaalde aanslagvoet per eenheid. Het systeem wordt alleen nog gebruikt bij de belasting op groeven.
Belastingplichtige - belastingschuldige
De begrippen belastingplichtige en belastingschuldige worden gebruikt in het decreet van 30 mei 2008. Ze hebben elk een specifieke betekenis.
De belastingplichtige is de natuurlijke persoon of rechtspersoon op wie de belasting wordt gevestigd, degene op wie de belasting toepasselijk is. De belastingplichtige wordt in het kohier vermeld, ontvangt het aanslagbiljet en wordt aangeschreven in de procedure van de ambtshalve vestiging. De belastingschuldige moet de belasting betalen en kan tegen de aanslag bezwaar indienen. In de praktijk vallen beide begrippen meestal samen.
Een derde kan er als belastingschuldige toe gehouden zijn de belastingschuld te betalen als de wet of het belastingreglement voorziet in hoofdelijkheid. Het belastingreglement bepaalt in dat laatste geval wie hoofdelijk aansprakelijk gesteld kan worden voor de betaling van de belasting en onder welke voorwaarden (bijvoorbeeld mede-eigenaar, erfpachter, opstalhouder, gezinslid of de verantwoordelijke uitgever). Bovendien wordt gemotiveerd waarom die hoofdelijke aansprakelijkheid in het belastingreglement is opgenomen.