Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Aspecten van werktijd- en werkplaatsregeling Aspecten van werktijd- en werkplaatsregeling

Metadata: Aspecten van werktijd- en werkplaatsregeling

Bron

Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK), Statbel (Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium) en Labour Force Survey (LFS), Eurostat, bewerking Steunpunt Werk en Statistiek Vlaanderen

Definities

Aspecten van werktijd- en werkplaatsregeling geven aan in welke mate werkenden van 20 tot 64 jaar gebruik maken van atypische werktijdregelingen en/of werkplaatsregelingen. Het voorkomen ervan wordt weergegeven aan de hand van 6 aspecten: avondwerk en nachtwerk, zaterdagwerk en zondagwerk, thuiswerken en ploegenarbeid.

Avondwerk: werk tijdens de gebruikelijke avonduren, gedurende ten minste 50% van de dagen waarop de persoon werkte, gedurende een referentieperiode van 4 weken voorafgaand aan de enquête.

Nachtwerk: werk tijdens de gebruikelijke nachturen, gedurende ten minste 50% van de dagen waarop de persoon werkte, gedurende een referentieperiode van 4 weken voorafgaand aan de enquête.

Zaterdagwerk: werk op zaterdagen, gedurende ten minste 2 zaterdagen tijdens een referentieperiode van 4 weken voorafgaand aan de enquête.

Zondagwerk: werk op zondagen, gedurende ten minste 2 zondagen tijdens een referentieperiode van vier weken voorafgaand aan de enquête.

Ploegenarbeid: wanneer een onderneming diensten verleent buiten de normale werkdagen en werkuren en opeenvolgende ploegen van werknemers op dezelfde werklocatie elkaar opvolgen om dezelfde operaties uit te voeren. Ploegenarbeid omvat combinaties van werk buiten de normale werkdagen (weekend) en werkuren (vroege morgen, late avond, nacht).

Thuiswerken: op basis van formele afspraken met de werkgever werkt de werknemer 1% tot 100% van de werktijd thuis, tijdens een referentieperiode van 4 weken voorafgaand aan de enquête.

Onderwijsniveau:

  • Laaggeschoold: personen zonder diploma of hoogstens een diploma lager secundair onderwijs,
  • Middengeschoold: personen met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs of met een diploma post-secundair niet-hoger onderwijs,
  • Hooggeschoold: personen met een diploma hoger of universitair onderwijs.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De gegevens over de aspecten van werktijd- en werkplaatsregeling van de werknemers zijn schattingen gebaseerd op een enquête. De Labour Force Survey (LFS) is de officiële enquête die in alle landen van de Europese Unie (EU27) wordt afgenomen. Ze wordt gebruikt voor de constructie van Europese, nationale en regionale statistieken over de arbeidsmarkt. De LFS wordt gecoördineerd door het Europese statistiekbureau Eurostat. Voor België wordt de enquête uitgevoerd door het Belgische statistiekbureau Statbel onder de naam Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK).

De EAK wordt in België uitgevoerd vanaf 1983. Deelname aan de EAK is verplicht voor de geselecteerde huishoudens.

Van 1983 tot 1998 werden de huishoudens 1 maal per jaar bevraagd tijdens een beperkte periode. Vanaf 1999 werd de enquête continu uitgevoerd tijdens het jaar, waarbij de steekproef gelijkmatig werd verdeeld over alle weken van het jaar.

Vanaf 2017 werd een nieuwe methode van enquêtering toegepast. De geselecteerde huishoudens en personen nemen deel aan een eerste bevraging. Daarna worden ze uitgenodigd om in de daaropvolgende 15 maanden nog 3 keer een vragenlijst te beantwoorden. De huishoudens worden in 2 opeenvolgende kwartalen bevraagd, daarna in 2 kwartalen niet en ten slotte in 2 kwartalen opnieuw.

De eerste bevraging gebeurt op dezelfde manier als de jaren voordien: de respondent wordt door een enquêteur uitgenodigd voor een persoonlijk interview waarbij de vragenlijst gezamenlijk wordt doorlopen en de antwoorden worden geregistreerd op een tablet (CAPI). Deze bevraging is de meest gedetailleerde en wordt begeleid door een enquêteur.

De vervolgbevragingen zijn korter en beperken zich grotendeels tot de aspecten van de arbeidsmarktpositie die gewijzigd zijn in vergelijking met de vorige bevraging. Deze vervolgbevragingen verlopen telefonisch (CATI) of via het internet (CAWI).

In het kader van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken, worden sinds de eerste lockdown in maart 2020 alle face-to-face-bevragingen tijdelijk vervangen door telefonische interviews.

Om de vergelijkbaarheid van de LFS-gegevens op Europees niveau te verhogen, werd in 2021 een nieuwe vragenlijst geïmplementeerd. Een nieuw Europees kaderreglement (EU-verordening 2019/1700) voorziet voor de Enquête naar de Arbeidskrachten een volledige herziening van de variabelenlijst en een meer uniforme manier van meten van bepaalde essentiële concepten. Dit heeft tot doel de vergelijkbaarheid van de gegevens op Europees niveau te verhogen.

De wijzigingen in vergelijking met de oude vragenlijst zijn divers. Zo werden een aantal variabelen geschrapt omdat ze minder relevant geworden zijn of omdat de informatie beschikbaar is in administratieve bronnen. Andere, nieuwe vragen, werden toegevoegd. Soms werd de volgorde van vragen of de frequentie van bevraging (jaarbasis versus kwartaalbasis) aangepast. In een aantal gevallen werd ook de formulering van een bestaande vraag gewijzigd of werden de antwoordmodaliteiten aangepast, doch er werd getracht dit tot een minimum te beperken. Niettemin maakt dit dat de gegevens van voor 2021 niet steeds vergelijkbaar zijn met de gegevens van 2021 en later.

Een essentieel onderdeel van de nieuwe vragenlijst is de meting van het arbeidsmarktstatuut. Via het nieuwe kaderreglement wordt deze meting in overeenstemming gebracht met de aangepaste operationele definities van werkgelegenheid en werkloosheid van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB). Ook voor de meting van de arbeidsduur werden belangrijke wijzigingen doorgevoerd, die opnieuw tot doel hebben om een meer uniforme meting te garanderen tussen de verschillende EU-lidstaten.

In het Vlaamse Gewest werden in de periode 1999-2016 gegevens verzameld van ongeveer 20.000 huishoudens en 50.000 personen (huishoudleden). De responsgraad van de EAK in België lag in die periode tussen 75% en 80%.

Vanaf 2017 namen met de nieuwe methode 15.000 tot 18.000 Vlaamse huishoudens en 35.000 tot 43.000 personen deel. In 2022 ging het om 15.289 huishoudens en 35.418 personen.

In de periode 2017-2022 bedroeg de gemiddelde responsgraad in het Vlaamse Gewest bij de eerste bevraging 68%, bij de tweede bevraging 89%, bij de derde bevraging 90% en bij de vierde bevraging 94%.

Aangezien de gegevens verzameld worden via een steekproef, moet bij de interpretatie van de resultaten van de LFS en EAK rekening worden gehouden met een bepaalde onzekerheidsmarge.

Voor de periode vanaf 1999 moet men rekening houden met een breuk in de tijdreeks tussen 2016 en 2017 en tussen 2020 en 2021.

Tot en met het 2de kwartaal van 2020 was de vraag naar thuiswerk in de EAK-enquête een jaarlijkse variabele. Vanaf het 3de kwartaal van 2020 werd deze vraag, in kader van de Covid-19-crisis, in België echter op kwartaalbasis verzameld. Deze lijn werd in België ook doorgetrokken bij de hernieuwde vragenlijst voor de EAK-enquête vanaf 2021. Door Eurostat wordt deze variabele echter nog steeds als een jaarlijkse variabele beschouwd, ongeacht de werkelijke frequentie van de bevraging. De resultaten die door Eurostat vanaf 2021 worden gepubliceerd zijn, net als in de vorige jaren, slechts gebaseerd op de sample uit 1 wave. De resultaten die hier zijn opgenomen voor België en de gewesten zijn gebaseerd op de sample die voortkomt uit 4 waves. Dat zorgt voor afwijkende resultaten.