Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Internetgebruik naar gebruiksfrequentie Internetgebruik naar gebruiksfrequentie

Metadata: Internetgebruik naar gebruiksfrequentie

Bron

Enquête ICT- en internetgebruik bij huishoudens, Statbel, Eurostat, bewerking Statistiek Vlaanderen

Definities

De gegevens zijn gebaseerd op volgende vragen uit de enquête:

“Wanneer gebruikte u voor het laatst het internet? Het maakt niet uit of u het internet thuis, op het werk of elders gebruikte. Ook het toestel waarmee dit gebeurde, is hier niet van belang.

  • 1. Tijdens de laatste drie maanden
  • 2. Tussen drie maanden en een jaar geleden
  • 3. Meer dan een jaar geleden
  • 4. Ik heb nog nooit het internet gebruikt

De personen die het internet gebruikten in de voorbije 3 maanden vulden ook volgende vraag in:

“Hoe dikwijls gebruikte u gemiddeld het internet tijdens de laatste drie maanden? Waar en op welke manier maakt niet uit.

  • 1. Meerdere keren per dag
  • 2. Dagelijks of bijna dagelijks
  • 3. Minstens één keer per week (maar niet elke dag)
  • 4. Minder dan één keer per week.”

Het onderwijsniveau is gebaseerd op de internationaal erkende ISCED-indeling (International Standard Classification of Education). Laaggeschoolden zijn diegenen die ofwel geen diploma hebben ofwel ten hoogste een diploma van lager secundair onderwijs (eerste graad) (ISCED 0-2). Middengeschoolden hebben als hoogste diploma een diploma van hoger secundair of “postsecundair” (niet hoger) onderwijs (ISCED 3-4). Hooggeschoolden hebben een diploma hoger onderwijs (ISCED 5-8).

Het inkomen betreft het netto maandelijks equivalent inkomen van het huishouden.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De enquête over ICT- en internetgebruik bij huishoudens en individuen (ICT-enquête bij huishoudens en individuen) is een jaarlijks door Eurostat gecoördineerde bevraging in de lidstaten van de Europese Unie. Voor de organisatie van de bevraging en voor de verwerking van de Belgische cijfers is het Belgische statistiekbureau Statbel (Statistics Belgium) verantwoordelijk.

De steekproef van de ICT-enquête bij huishoudens en individuen is in België een deelsteekproef van de enquête naar de arbeidskrachten (EAK). Na het afnemen van de enquête naar de arbeidskrachten vraagt de interviewer of de laatst verjaarde persoon van het huishouden van minstens 16 jaar en jonger dan 75 jaar zelfstandig de ICT-enquête wil invullen.

Sinds 2009 worden er 2 methodes van dataverzameling gebruikt: CAWI (Computer Assisted Web Interviewing) via een webapplicatie en SAPQ (Self Administered Paper Questionnaire) via een papieren formulier. Vóór 2009 werd de enquête mondeling afgenomen door een enquêteur. Er is een rappel met nieuwe vragenlijst voorzien als het huishouden na 14 dagen nog niet heeft geantwoord.

De huishoudens die voor de ICT-enquête in aanmerking komen, zijn de privéhuishoudens met ten minste één persoon in de leeftijdsrange van 16 tot en met 74 jaar. Vóór de hervorming van de EAK in 2017 volstond het tweede kwartaal om voldoende huishoudens te hebben en liep het veldwerk van april tot eind augustus. Van 2017 tot 2020 betreft het de huishoudens die voor het eerste of tweede trimester deelnamen aan de doorlopende enquête naar de arbeidskrachten. Het veldwerk liep van januari tot eind augustus. In 2021 werd besloten om een extra kwartaal van de arbeidskrachtenenquête op te nemen om de lagere respons op te vangen. Zo kregen de huishoudens die deelnamen aan de arbeidskrachtenenquête in het vierde kwartaal van 2020 en in het eerste en tweede kwartaal van 2021 een uitnodiging om deel te nemen aan de ICT-enquête.

Na validatie bleven bij de editie van 2023 6.298 huishoudens over. Dat is 50,9% van de huishoudens die aan de enquête naar de arbeidskrachten 2023 deelgenomen hebben en op basis van het vermelde leeftijdscriterium in aanmerking kwamen voor de ICT-enquête bij huishoudens en individuen, en 32,6% van de initiële brutosteekproef van de enquête naar de arbeidskrachten 2023 met uitsluiting van de huishoudens waarbij niet voldaan is aan bovenstaand leeftijdscriterium. De 6.298 huishoudens, die de nettosteekproef vormen, zijn als volgt over de 3 gewesten verdeeld: 770 uit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, 3.362 uit het Vlaamse Gewest en 2.166 uit het Waalse Gewest.