Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Psychische klachten Psychische stoornissen

Metadata: Psychische klachten

Bron

Belgische Gezondheidsenquête, Sciensano, Statistiek Vlaanderen

European Health Core Indicators

Definities

Voor de Gezondheidsenquête 2018 werd beslist om het instrument dat werd gebruikt in de vorige enquêtes (2001-2013) voor de studie van psychische stoornissen – de ‘Symptom Checklist’ of SCL-90R - in te ruilen voor het instrument dat door Eurostat, in het kader van de eerste en tweede golf van de Europese Gezondheidsenquête (EHIS), wordt aanbevolen om depressie te meten: de ‘Patient Health Questionnaire’ of PHQ. Omwille van de consistentie werd ook de ‘Generalized Anxiety Disorder scale’ of GAD-7 opgenomen om angststoornissen te meten, omdat deze is gebouwd volgens hetzelfde model als de PHQ (referentieperiode, antwoordenschaal, DSM-IV-criteria).

Angststoornis: Percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder met een gegeneraliseerde angststoornis

Vragen van de GAD-7:

Hoe vaak hebt u in de afgelopen 2 weken last gehad van de volgende problemen?

  • Zich zenuwachtig, angstig of gespannen voelen
  • Niet in staat zijn om te stoppen met piekeren of om controle te krijgen over het piekeren
  • Zich te veel zorgen maken over verschillende dingen
  • Moeite om u te ontspannen
  • Zo rusteloos zijn dat het moeilijk is om stil te zitten
  • Snel geïrriteerd of prikkelbaar zijn
  • Zich bevreesd voelen alsof er iets afschuwelijks zou kunnen gebeuren

Met als antwoordmogelijkheden: Helemaal niet / Meerdere dagen / Meer dan de helft van de dagen / Bijna elke dag.

De antwoorden worden herleid tot de waarden [0-3] waarbij de waarde 0 staat voor ‘helemaal niet’ en de waarde 3 voor ‘bijna elke dag’. Bij de som van de scores, variërend tussen 0 en 21, wordt de waarde 10+ gebruikt voor het identificeren van personen met een gegeneraliseerde angststoornis.

Depressieve stoornis: Percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder met een depressieve stoornis. De indicator omvat zowel ernstige depressieve stoornissen als andere types van depressieve stoornissen.

Vragen van de PHQ-9:

Hoe vaak hebt u in de afgelopen 2 weken last gehad van de volgende problemen?

  • Weinig interesse of plezier in activiteiten hebben
  • U neerslachtig, depressief of wanhopig voelen
  • Moeilijk inslapen, moeilijk doorslapen of te veel slapen
  • U moe voelen of weinig energie hebben
  • Weinig eetlust of overmatig eten
  • Een slecht gevoel hebben over uzelf, het gevoel hebben dat u een mislukkeling bent of dat u zichzelf of uw familie teleurgesteld hebt
  • Problemen om u te concentreren, bijvoorbeeld om de krant te lezen of om tv te kijken
  • Zo traag bewegen of zo langzaam spreken dat andere mensen dit opgemerkt kunnen hebben? Of het tegenovergestelde: zo zenuwachtig of rusteloos zijn dat u veel meer bewoog dan gebruikelijk
  • De gedachte dat u beter dood zou kunnen zijn of de gedachte uzelf op een bepaalde manier pijn te doen

Met als antwoordmogelijkheden: Helemaal niet / Meerdere dagen / Meer dan de helft van de dagen / Bijna elke dag.

Voor het identificeren van mensen met een ernstige depressieve stoornis, wordt gebruik gemaakt van een berekening waarbij voor 5 van de 8 eerste items minstens ‘Meer dan de helft van de dagen’ werd ingevuld, en dit hoe dan ook voor 1 van de 2 eerste items. Het antwoord op het laatste item (gedachte beter dood kunnen zijn) wordt mee in rekening genomen wanneer ze ‘meerdere dagen’ voorkomt.

Voor het identificeren van mensen met andere types van depressieve stoornissen, moeten voor 2 tot 4 symptomen ‘Meer dan de helft van de dagen’ zijn ingevuld en dit hoe dan ook voor 1 van de 2 eerste items. Het antwoord op het laatste item (gedachte beter dood kunnen zijn) wordt mee in rekening genomen wanneer ze ‘meerdere dagen’ voorkomt.

Bij de vergelijking met de EU-landen gaat het om:

Zelfgerapporteerde depressie in afgelopen 12 maanden: Het percentage met antwoord ja op de vraag ‘Hebt u in de afgelopen 12 maanden één van de volgende ziekten of aandoeningen gehad?’ Ernstige somberheid of depressie voor een periode van minstens 2 weken.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De Belgische Gezondheidsenquêtes worden sinds 1997 met een regelmaat georganiseerd door Sciensano (tot 2017 het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid genoemd).

In 2018 werden 11.250 huishoudens gecontacteerd, waarvan er 5.692 deelnamen.

Per huishouden dat zijn medewerking verleent, worden telkens maximaal 4 personen geïnterviewd. De referentiepersoon van het huishouden en – indien van toepassing – de partner dienden steeds te worden bevraagd. 12.038 personen werden uitgenodigd om deel te nemen. 11.611 hebben effectief deelgenomen. Dit leverde een participatiegraad van 57,5% op.

Meer informatie in het Methodologie rapport(PDF bestand opent in nieuw venster).

In het Vlaamse Gewest namen in 2018 4.296 personen van 15 jaar en ouder deel aan het onderzoek. Elke geselecteerde persoon van 15 jaar en ouder uit een huishouden kreeg mondeling vragen over de gezondheid, het gezondheidsgedrag en de medische consumptie. Aspecten van de mentale gezondheid, alsook vragen omtrent het alcohol- en tabaksgebruik, kwamen aan bod in een schriftelijke vragenlijst.

Leeftijd en geslacht zijn vaak belangrijke determinanten van gezondheidsindicatoren. Om verschillen tussen bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld in functie van gewest, opleidingsniveau, jaar) goed te kunnen interpreteren is het nodig om het effect van leeftijd en geslacht te neutraliseren. Zo kan een verschil tussen laag en hoog opgeleiden gewoonweg te maken hebben met het feit dat er bij de ouderen veel meer laag opgeleiden zijn dan bij de jongeren. Dit kan aanleiding geven tot een foute interpretatie: het gemeten verschil weerspiegelt niet de samenhang tussen de indicator met het opleidingsniveau, maar wel met de leeftijd.

In de figuren worden cijfers gecorrigeerd voor verschillen naar geslacht en/of leeftijd gegeven, met de Belgische bevolking van 2018 als referentie. Dit zijn de cijfers die zouden worden bekomen, indien de vergeleken groepen gelijk zouden zijn samengesteld voor wat het aantal vrouwen en mannen betreft, en een identieke leeftijdsstructuur zouden hebben. Oorspronkelijk vastgestelde verschillen tussen groepen kunnen zo verdwijnen, gezien de verschillen (quasi) uitsluitend te wijten zijn aan de verschillende samenstelling naar geslacht en leeftijd van die groepen.

Meer detail over het feit of de verschillen tussen groepen al dan niet significant zijn, is te vinden in de rapporten over de Gezondheidsenquête.

Het opleidingsniveau wordt gebruikt als indicator voor het socio-economisch niveau van het huishouden en van de leden ervan. Deze variabele wordt bepaald op basis van het hoogste opleidingsniveau van de referentiepersoon van het huishouden en zijn/haar partner. Dit opleidingsniveau wordt toegewezen aan alle leden van het huishouden.

De EU-lidstaten namen via hun nationale gezondheidsenquêtes deel aan de tweede golf van de European Health Interview Survey (EHIS) tussen 2013 en 2015 (aangeduid als: 2014). De EHIS omvat vragen over een zelfgerapporteerde depressie. Eurostat neemt deze resultaten op in de European Core Health Indicators.

Naar de statistiek