Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Aandeel van de bevolking op beroepsleeftijd Aandeel van de bevolking op beroepsleeftijd

Metadata: Aandeel van de bevolking op beroepsleeftijd

Bron

Gegevens over de bevolking: Statbel, Ameco (Europese Commissie), bewerking Statistiek Vlaanderen

Gegevens over de samenstelling van de bevolking naar onderwijsniveau: Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) Statbel, bewerking Steunpunt Werk/Departement WSE en Statistiek Vlaanderen

Definities

Bevolking op beroepsleeftijd: de bevolking van 15 tot 64 jaar, volgens de bepalingen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO).

Onderwijsniveau:

  • laaggeschoold: personen zonder diploma of hoogstens een diploma lager secundair onderwijs
  • middengeschoold: personen met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs of met een diploma post-secundair niet-hoger onderwijs
  • hooggeschoold: personen met een diploma hoger of universitair onderwijs.

Opmerkingen bij de kwaliteit

Statbel verzamelt gegevens over de Belgische bevolking voor de constructie van nationale en regionale statistieken. Ze voldoen aan de kwaliteitseisen van Eurostat. Statbel levert de data voor België aan Eurostat.

Eurostat verzamelt gegevens over de bevolking van alle EU-landen, die worden gebruikt voor de constructie van nationale en regionale statistieken.

De gegevens werden verkregen via Ameco, de macro-economische databank van het Directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken van de Europese Commissie. De gegevens van Ameco over de bevolking zijn afkomstig van Eurostat, aangevuld met een raming voor het recentste jaar.

De cijfers betreffen jaargemiddelden van de bevolking op 1 januari van het referentiejaar en de bevolking op 1 januari van het volgende jaar (referentiejaar +1).

De gegevens van Ameco over de bevolking kunnen worden opgesplitst naar geslacht, leeftijd en huishoudtype.

De gegevens over de samenstelling van de bevolking naar onderwijsniveau zijn schattingen gebaseerd op een enquête. De Labour Force Survey is de officiële enquête die in alle landen van de Europese Unie (EU27) wordt afgenomen. Ze wordt gebruikt voor de constructie van Europese, nationale en regionale statistieken over de arbeidsmarkt. De LFS wordt gecoördineerd door het Europese statistiekbureau Eurostat. Voor België wordt de enquête uitgevoerd door het Belgische statistiekbureau Statbel onder de naam Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK).

De EAK wordt in België uitgevoerd vanaf 1983. Deelname aan de EAK is verplicht voor de geselecteerde huishoudens.

Van 1983 tot 1998 werden de huishoudens 1 maal per jaar bevraagd tijdens een beperkte periode. Vanaf 1999 werd de enquête continu uitgevoerd tijdens het jaar, waarbij de steekproef gelijkmatig werd verdeeld over alle weken van het jaar.

Vanaf 2017 werd een nieuwe methode van enquêtering toegepast. De geselecteerde huishoudens en personen nemen deel aan een eerste bevraging. Daarna worden ze uitgenodigd om in de daaropvolgende 15 maanden nog 3 keer een vragenlijst te beantwoorden. De huishoudens worden in 2 opeenvolgende kwartalen bevraagd, daarna in 2 kwartalen niet en ten slotte in 2 kwartalen opnieuw.

De eerste bevraging gebeurt op dezelfde manier als de jaren voordien: de respondent wordt door een enquêteur uitgenodigd voor een persoonlijk interview waarbij de vragenlijst gezamenlijk wordt doorlopen en de antwoorden worden geregistreerd op een tablet (CAPI). Deze bevraging is de meest gedetailleerde en wordt begeleid door een enquêteur.

De vervolgbevragingen zijn korter en beperken zich grotendeels tot de aspecten van de arbeidsmarktpositie die gewijzigd zijn in vergelijking met de vorige bevraging. Deze vervolgbevragingen verlopen telefonisch (CATI) of via het internet (CAWI).

In het kader van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken, worden sinds de eerste lockdown in maart 2020 alle face-to-face-bevragingen tijdelijk vervangen door telefonische interviews.

Om de vergelijkbaarheid van de LFS-gegevens op Europees niveau te verhogen, werd in 2021 een nieuwe vragenlijst geïmplementeerd. Een nieuw Europees kaderreglement (EU-verordening 2019/1700) voorziet voor de Enquête naar de Arbeidskrachten een volledige herziening van de variabelenlijst en een meer uniforme manier van meten van bepaalde essentiële concepten. Dit heeft tot doel de vergelijkbaarheid van de gegevens op Europees niveau te verhogen.

De wijzigingen in vergelijking met de oude vragenlijst zijn divers. Zo werden een aantal variabelen geschrapt omdat ze minder relevant geworden zijn of omdat de informatie beschikbaar is in administratieve bronnen. Andere, nieuwe vragen, werden toegevoegd. Soms werd de volgorde van vragen of de frequentie van bevraging (jaarbasis versus kwartaalbasis) aangepast. In een aantal gevallen werd ook de formulering van een bestaande vraag gewijzigd of werden de antwoordmodaliteiten aangepast, doch er werd getracht dit tot een minimum te beperken. Niettemin maakt dit dat de gegevens van voor 2021 niet steeds vergelijkbaar zijn met de gegevens van 2021 en later.

Een essentieel onderdeel van de nieuwe vragenlijst is de meting van het arbeidsmarktstatuut. Via het nieuwe kaderreglement wordt deze meting in overeenstemming gebracht met de aangepaste operationele definities van werkgelegenheid en werkloosheid van het Internationaal Arbeidsbureau (IAB). Ook voor de meting van de arbeidsduur werden belangrijke wijzigingen doorgevoerd, die opnieuw tot doel hebben om een meer uniforme meting te garanderen tussen de verschillende EU-lidstaten.

In het Vlaamse Gewest werden in de periode 1999-2016 gegevens verzameld van ongeveer 20.000 huishoudens en 50.000 personen (huishoudleden). De responsgraad van de EAK in België lag in die periode tussen 75% en 80%.

Vanaf 2017 namen met de nieuwe methode 17.000 tot 18.000 Vlaamse huishoudens en 41.000 tot 43.000 personen deel. In 2021 ging het om 16.329 huishoudens en 38.452 personen.

In de periode 2017-2021 bedroeg de gemiddelde responsgraad in het Vlaamse Gewest bij de eerste bevraging 69%, bij de tweede bevraging 89%, bij de derde bevraging 90% en bij de vierde bevraging 94%.

Aangezien de gegevens verzameld worden via een steekproef, moet bij de interpretatie van de resultaten van de LFS en de EAK rekening worden gehouden met een bepaalde onzekerheidsmarge.

Voor de periode vanaf 1999 moet men rekening houden met een breuk in de tijdreeks tussen 2016 en 2017 en tussen 2020 en 2021.