Metadata: Verplaatsingsgedrag: modale verdeling naar afstand
Bron
Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), Onderzoek Verplaatsingsgedrag
Definities
Modale verdeling: verdeling van de verplaatsingen volgens keuze van het vervoersmiddel of modus. Het geeft het aandeel weer van elk vervoersmiddel.
Hoofdvervoermiddel: het vervoermiddel dat gebruikt wordt voor het grootste deel van de afstand van de verplaatsing. Soms bestaan die verplaatsingen uit een combinatie van vervoermiddelen. Bijvoorbeeld eerst met de fiets naar het station, om daar de trein te nemen. Hier wordt dus gevraagd naar het vervoermiddel waarmee de langste afstand werd afgelegd.
Respondenten van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag houden gedurende een vooraf bepaalde dag al hun verplaatsingen bij in een verplaatsingsdagboekje. Per verplaatsing wordt gevraagd naar hoofddoel van de verplaatsing, de gebruikte vervoermiddelen en de afstand.
De hier zichtbare categorieën van vervoermiddelen zijn een samenvoeging van enkele categorieën uit het Onderzoek Verplaatsingsgedrag:
- Te voet = te voet
- Fiets = fiets + elektrische fiets + speed pedelec
- Bus, tram, metro = lijnbus + tram of metro + autocar
- Trein = trein
- Auto = autobestuurder + autopassagier
- Ander = brom/motorfiets + motor + andere
De hier getoonde percentages zijn berekend op het totaal aantal respondenten dat een antwoord gaf op deze onderzoeksvraag (valid percent, dus exclusief non-respons). In het Onderzoek Verplaatsingsgedrag is er wel een categorie “geen antwoord”. Bij de hier getoonde percentages wordt geen rekening gehouden met de respondenten uit die categorie. De categorie “geen antwoord” was telkens kleiner dan 1%.
Opmerkingen bij de kwaliteit
Het veldwerk voor het meest recente Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG 7) ging in oktober 2023 van start en liep tot en met november 2024. De methodiek van OVG 7 verschilt met de voorgaande OVG-metingen. Voor het eerst was er in geen enkele fase van het bevragingsproces nog een enquêteur betrokken. In OVG 7 werd net zoals in OVG 6 samengewerkt met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
De steekproef werd aanzienlijk verhoogd om diepere analyses en meer gerichte conclusies rond de verplaatsingen van doelgroepen mogelijk te maken, maar vooral om uitspraken te kunnen doen voor elk van de 15 vervoerregio’s. Voor de vervoerregio’s Antwerpen, Gent, Limburg, Vlaamse Rand en Westhoek werd telkens een steekproef van 9600 personen geselecteerd. Voor de andere 10 vervoerregio’s (Aalst, Brugge, Kempen, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Vlaamse Ardennen en Waasland) lag de steekproef telkens op 6.400 personen. Elk kwartaal werd een kwart van de steekproef getrokken. De steekproef werd per kwartaal gelijk verdeeld over de dagen en weken om gefaseerd te verzenden. Dit om een gelijke verdeling te bekomen van de invuldagen.
26.711 inwoners van het Vlaamse Gewest namen uiteindelijk deel aan het onderzoek. 21.812 vulden online de enquête in, 4.899 deden dat op papier.
Door de gewijzigde methodiek is het niet mogelijk om resultaten van OVG 7 zomaar te vergelijken met resultaten van eerdere bevragingen. Die cijfers zijn dan ook niet zichtbaar in de hier getoonde grafieken.
Meer details over de gebruikte methodologie bij het Onderzoek Verplaatsingsgedrag vindt u terug in het analyserapport.
Referenties
Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW): Onderzoek Verplaatsingsgedrag