Aandeel starters hoger onderwijs met laagopgeleide moeder neemt toe
Van alle leerlingen die op het einde van het schooljaar 2019-2020 uitstroomden uit het secundair onderwijs startte 70% in 2020-2021 in het hoger onderwijs. Dat aandeel stijgt sterk naarmate het opleidingsniveau van de moeder toeneemt. Bij de leerlingen met een lag dat aandeel op 49%. Bij de leerlingen met een ging het om 65%, bij de leerlingen met een om 85%.
Vanaf 2018-2019 stijgt vooral het aandeel bij jongeren met een laagopgeleide moeder. Maar ook het totale aandeel starters is gestegen. Nochtans ligt het aandeel starters in het laatst gerapporteerde schooljaar normaal gezien lager dan in het schooljaar daarvoor. In het laatst gerapporteerde jaar zijn er immers alleen nog maar cijfers beschikbaar over de jongeren die zich in het daaropvolgende jaar inschrijven in het hoger onderwijs. De jongeren die zich later inschrijven komen dan niet in beeld. Mogelijk heeft de stijging te maken met de overheveling van praktijkgerichte opleidingen van het volwassenenonderwijs naar de hogescholen. In 2019-2020 verhuisden de huidige graduaatsopleidingen naar het hoger onderwijs. De jongeren die vóór 2019-2020 die opleidingen startten werden niet tot de starters in het hoger onderwijs gerekend, vanaf 2019-2020 wel. De graduaatsopleidingen zijn populairder bij studenten met een laagopgeleide moeder, vandaar de sterkere stijging in die groep.
Meisjes stromen vaker door naar hoger onderwijs dan jongens, ongeacht opleidingsniveau moeder
Meisjes stromen veel vaker door naar het hoger onderwijs dan jongens. In het uitstroomjaar 2019-2020 ging het bij meisjes om 77% van de uitstromers uit het secundair onderwijs, bij jongens om 62%. Dat verschil tussen jongens en meisjes doet zich voor ongeacht het opleidingsniveau van de moeder, maar is wel kleiner bij uitstromers met een hoogopgeleide moeder dan bij uitstromers met een laag- of middenopgeleide moeder.