Gedaan met laden. U bevindt zich op: Sociale contacten Sociale samenhang

Sociale contacten

Gepubliceerd op 26 september 2023 • Volgende update: september 2024
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Bijna helft van de bevolking heeft vaak contact met familie en buren

Iets minder dan de helft van de inwoners van het Vlaamse Gewest van 18 jaar en ouder gaf in het voorjaar van 2023 aan minstens wekelijks contact te hebben met buren (45%) en niet-inwonende familie (48%). 39% had minstens wekelijks contact met vrienden of kennissen. Daartegenover staat dat 24% van de bevolking minder dan maandelijks contact had met buren, 22% met niet-inwonende familie en 25% met vrienden of kennissen.

In vergelijking met het voorjaar van 2022 is het wekelijks contact met niet-inwonende familie en vrienden en kennissen stabiel gebleven. Het contact met buren is tussen 2022 en 2023 afgenomen van 54% naar 45% en lag daarmee in 2023 op een niveau vergelijkbaar met dat van 2021.

Vergelijkbare cijfers over de frequentie van sociale contacten voor de periode vóór 2021 zijn niet beschikbaar.

Contact met familie hoogst op platteland

Bij de contacten met niet-inwonende familie zijn de verschillen naar huishoudpositie en urbanisatiegraad het meest uitgesproken. Personen die niet met een partner maar wel met kind(eren) wonen, hebben beduidend minder vaak wekelijks contact met familie dan personen die alleen wonen of personen die met een partner (met of zonder kinderen) wonen. Naar urbanisatiegraad stijgt het contact met familie naarmate de urbanisatiegraad afneemt: het aandeel met wekelijkse contact met niet-inwonende familie ligt op het platteland duidelijk hoger dan in de groot- en centrumsteden.

Naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau zijn er geen noemenswaardige verschillen.

Contact met vrienden en kennissen hoogst bij personen die bij ouders inwonen

Bij de contacten met vrienden en kennissen zijn de verschillen naar leeftijd en huishoudpositie het meest uitgesproken. Naar leeftijd ligt het aandeel met wekelijks contact met vrienden en kennissen het hoogst bij de jongste leeftijdsgroep (18 tot 34 jaar). Dat aandeel ligt duidelijk lager bij de oudere leeftijdsgroepen. Naar huishoudpositie is het aandeel met wekelijks contact met vrienden en kennissen beduidend groter bij de personen die bij ouders inwonen dan bij de andere groepen. Ook het aandeel bij de personen die alleen wonen ligt iets hoger.

Naar geslacht, opleidingsniveau en urbanisatiegraad zijn er geen noemenswaardige verschillen.

Ouderen hebben vaker wekelijks contact met buren

Bij de contacten met buren zijn er uitgesproken verschillen te vinden naar leeftijd, huishoudpositie en opleidingsniveau. Het aandeel met wekelijks contact met buren stijgt met de leeftijd. Het aandeel met wekelijks contact met de buren ligt bij de 18- tot 34-jarigen duidelijk lager dan bij de 65-plussers. Naar huishoudpositie hebben de personen die met partner en zonder kinderen wonen het vaker contact met de buren dan personen die met partner en kind(eren), zonder partner met kinderen en bij ouders inwonen. Naar opleidingsniveau hebben laaggeschoolden meer contact met buren dan hooggeschoolden.

Naar geslacht en urbanisatiegraad zijn de verschillen beperkt.

Bronnen