Bijna 4 op 10 leerlingen in kleuter- en lager onderwijs ontvangen schooltoeslag
In het schooljaar 2021-2022 ontving 37% van de leerlingen in het gewoon kleuteronderwijs een . Daarnaast had 27% van de kleuters een en woonde 26% in een . 20% had een . Het gaat om de 4 zogenaamde ‘leerlingenkenmerken’ die het sociale profiel van een school bepalen.
Die percentages lagen in het gewoon lager onderwijs ongeveer even hoog. 39% ontving een schooltoeslag, 24% had een niet-Nederlandse thuistaal en eenzelfde percentage woonde in een buurt met een hoge mate van schoolse vertraging. 21% van de leerlingen had een laagopgeleide moeder.
Het aandeel leerlingen met thuistaal niet-Nederlands stijgt sinds schooljaar 2012-2013 duidelijk. Het aandeel dat een schooltoeslag ontvangt, ligt opmerkelijk hoger dan het aandeel leerlingen dat vroeger een schooltoelage ontving. De schooltoeslag vervangt sinds het schooljaar 2019-2020 de schooltoelage en maakt deel uit van het nieuwe Groeipakket. Bij de omvorming naar de schooltoeslag werden de selectiecriteria verruimd en de toekenningsprocedure aangepast. Daardoor ligt het aantal leerlingen dat een schooltoeslag krijgt aanzienlijk hoger dan het aantal leerlingen met een schooltoelage.
Leerlingen in deeltijds secundair tikken op alle leerlingenkenmerken vaker aan dan leerlingen in voltijds secundair
In het schooljaar 2021-2022 ontving 39% van de leerlingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs een schooltoeslag. 25% woonde in een buurt met een hoge mate van schoolse vertraging. Daarnaast had 22% een laagopgeleide moeder en 20% een niet-Nederlandse thuistaal.
Bij alle leerlingenkenmerken ligt het aandeel aantikkende leerlingen in het deeltijds beroepssecundair hoger dan in het voltijds gewoon secundair onderwijs.
Het verschil is het grootst bij de leerlingen met een laagopgeleide moeder. In het schooljaar 2021-2022 lag dat aandeel 2,4 keer hoger in het deeltijds dan in het voltijds secundair onderwijs. Het aandeel leerlingen dat een schooltoeslag ontvangt lag er 1,8 keer hoger, dat van leerlingen met een niet-Nederlandse thuistaal en van leerlingen die wonen in een buurt met een hoge mate van schoolse vertraging telkens 1,7 keer hoger.
Het aandeel leerlingen met thuistaal niet-Nederlands in het secundair onderwijs stijgt sinds schooljaar 2012-2013. Het aandeel dat een schooltoeslag ontvangt, ligt opmerkelijk hoger dan het aandeel leerlingen dat vroeger een schooltoelage ontving.
Leerlingen in onthaalklas anderstalige nieuwkomers en bso tikken vaakst aan
Leerlingen in de onthaalklas anderstalige nieuwkomers en in het beroepssecundair onderwijs (bso) tikken in het voltijds gewoon secundair onderwijs het vaakst aan op de leerlingenkenmerken. In de onthaalklas ligt het percentage dat een schooltoeslag ontvangt wel relatief laag.
In de onthaalklas ligt het aandeel leerlingen met een laagopgeleide moeder 6 keer hoger dan in het aso. De leerlingen van de onthaalklas wonen bijna 3 keer vaker in een buurt met een hoge mate van schoolse vertraging.
In het bso hebben leerlingen bijna 4 keer vaker een laagopgeleide moeder dan in het aso. Het aandeel leerlingen met een schooltoeslag ligt er ruim 2 keer hoger dan in het aso.
Leerlingen uit Brussels Gewest tikken vaker aan dan leerlingen uit Vlaams Gewest
Leerlingen die wonen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest tikken vaker aan op de leerlingenkenmerken dan leerlingen die wonen in het Vlaamse Gewest. Dat geldt voor alle leerlingenkenmerken en voor alle onderwijsniveaus. Alleen in het deeltijds secundair krijgen leerlingen uit het Brusselse Gewest minder vaak een schooltoeslag dan leerlingen uit het Vlaamse Gewest. Het gaat hier voor beide gewesten enkel om leerlingen ingeschreven in het Nederlandstalige onderwijs.
Bronnen
- Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming:
- Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming: