Schoolbevolking basis- en secundair onderwijs

Het Vlaamse basis- en secundair onderwijs telde in het schooljaar 2024-2025 ruim 1,2 miljoen leerlingen. Het kleuteronderwijs (gewoon en buitengewoon) telde afgerond 259.000 leerlingen en het lager onderwijs (gewoon en buitengewoon) 459.000 leerlingen. In het secundair onderwijs (gewoon en buitengewoon) waren er 506.500 leerlingen. In bovenstaande cijfers zijn telkens ook de leerlingen van het Vlaamse onderwijs in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest inbegrepen.

In het kleuteronderwijs daalde het aantal leerlingen licht sinds het schooljaar 2015-2016. Maar in 2024-2025 is er opnieuw sprake van een zeer beperkte stijging. In het lager onderwijs was in 2020-2021 voor het eerst een daling merkbaar. In het secundair onderwijs stijgt het leerlingenaantal sinds 2015-2016. Over het geheel van basis- en secundair onderwijs stijgen de aantallen eveneens.

Binnen het voltijds gewoon secundair onderwijs telde het algemeen secundair onderwijs (aso) in het schooljaar 2024-2025 het grootste aantal leerlingen (117.000 leerlingen of 37% van het totaal aantal leerlingen in de 2de en 3de graad). Het technisch secundair onderwijs (tso) kwam op de 2de plaats met 105.500 leerlingen (33%). Dan volgden het beroepssecundair onderwijs (bso) met 88.000 leerlingen (28%) en het kunstsecundair onderwijs (kso) met 9.000 leerlingen (3%).

In deze cijfers wordt geen rekening gehouden met de 1ste graad en het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers (okan). De 1ste graad wordt niet ingedeeld in de onderwijsvormen aso, tso, bso en kso. De 1ste graad telde in het schooljaar 2024-2025 153.000 leerlingen. In het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers waren 8.000 leerlingen ingeschreven. Een aantal anderstalige nieuwkomers zijn niet ingeschreven in het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers. Die leerlingen worden geteld bij de 1^ste graad of de onderwijsvorm (aso, tso, bso of kso) waar ze zijn ingeschreven.

Het leerlingenaandeel van het aso steeg tussen het schooljaar 2015-2016 en 2020-2021 van 41% naar 43% maar daalde daarna tot 37% in 2024-2025. In het tso en bso is een omgekeerde beweging aan de gang: na een dieptepunt in 2020-2021 is het aandeel in beide onderwijsvormen de laatste schooljaren toegenomen. Het tso-aandeel steeg van 30% in 2020-2021 tot 33% in 2024-2025, het bso-aandeel van 25% tot 28%. Ook het aandeel van het kso is in dezelfde periode toegenomen, van 2% tot 3%.