Vroegtijdige schoolverlaters (op basis van administratieve data)
12% leerlingen verlaat secundair onderwijs zonder kwalificatie
In het schooljaar 2020-2021 verliet volgens de administratieve gegevens van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 12,0% van de leerlingen het secundair onderwijs zonder voldoende kwalificaties. Het gaat om schoolverlaters zonder kwalificatie met een beroepsfinaliteit of met een finaliteit van doorstroom naar het hoger onderwijs. Het percentage vroegtijdige schoolverlaters steeg tussen de schooljaren 2014-2015 en 2018-2019 van 9,7% naar 12,1%. Tijdens het eerste coronajaar (2019-2020) zakte dat percentage naar 9,4%. In 2020-2021 is het percentage vroegtijdige schoolverlaters echter weer gestegen naar 12,0%.
Grote verschillen tussen de onderwijsvormen
In het schooljaar 2020-2021 verliet in het algemeen secundair onderwijs (aso) 2,8% van de leerlingen vroegtijdig de schoolbanken, in het technisch secundair onderwijs (tso) 8,5%. In het kunstsecundair onderwijs (kso) en het beroepssecundair onderwijs (bso) ging het om respectievelijk 12,2% en 19,3%. In het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) verliet 57,1% van de jongeren het onderwijs vroegtijdig.
Vroegtijdig schoolverlaten sterk gelinkt aan schoolse achterstand
Slechts 1,5% van de jongeren zonder schoolse achterstand verliet in 2020-2021 de schoolbanken zonder diploma. Het feit dat jongeren in ons land tot 18 jaar leerplichtig zijn, speelt hier een belangrijke rol. Op die leeftijd zitten normaal vorderende jongeren in hun laatste jaar of hebben ze hun laatste jaar al afgerond.
Bij jongeren met 1 jaar schoolse achterstand verliet 15,8% vroegtijdig de schoolbanken. De kans op vroegtijdig schoolverlaten neemt sterk toe met elk bijkomend jaar schoolse achterstand. Meer dan de helft (53,1%) van de jongeren met meer dan 2 jaar schoolse achterstand verliet het onderwijs zonder voldoende kwalificaties.
Meer jongens dan meisjes verlaten vroegtijdig de schoolbanken
15,1% van de jongens verliet in 2020-2021 vroegtijdig de schoolbanken tegenover 8,7% van de meisjes.
Grote verschillen naar thuistaal en opleidingsniveau moeder
Bij jongeren die thuis met geen enkel gezinslid Nederlands spreken, lag de kans op vroegtijdig schoolverlaten in 2020-2021 meer dan 3 keer hoger dan bij jongeren die thuis uitsluitend Nederlands spreken (respectievelijk 24,8% en 7,1%).
De verschillen naargelang het opleidingsniveau van de moeder zijn nog sterker. Bij jongeren waarvan de moeder een diploma hoger onderwijs heeft, verliet 4,4% vroegtijdig de schoolbanken. Bij jongeren waarvan de moeder geen diploma lager onderwijs heeft, liep dat op tot 32,0%.
Jongeren in centrumsteden verlaten vaker vroegtijdig de schoolbanken
In het schooljaar 2020-2021 verlieten 17,5% van de jongeren die in de centrumsteden of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wonen vroegtijdig de schoolbanken. In Brugge (10,3%) en Roeselare (11,5%) lagen de percentages onder het Vlaams gemiddelde (12,0%). In een grotere stad zoals Antwerpen (21,3%) en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (19,1%) liepen die percentages op tot meer dan 19%. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben de cijfers enkel betrekking op de leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs.
De verschillen tussen de steden vallen voor een groot stuk samen met verschillen in de leerlingenpopulatie. Steden als Antwerpen en Gent en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben relatief grote aandelen leerlingen met een kansarm profiel.
Aandeel vroegtijdige schoolverlaters buiten centrumsteden 9,9%
In de niet-centrumsteden bedroeg het percentage vroegtijdige schoolverlaters in 2020-2021 gemiddeld 9,9%. Buiten de centrumsteden en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zijn er 16 gemeenten met een percentage van 15% of hoger: Boom (24,9%), Dilbeek (15,3%), Dilsen-Stokkem (16,2%), Eeklo (16,6%), Hamme (16,0%), Houthalen-Helchteren (15,6%), Lier (15,7%), Lokeren (16,7%), Maasmechelen (18,8%), Menen (15,0%), Ronse (15,6%), Stabroek (16,1%), Tienen (16,3%), Torhout (15,1%), Vilvoorde (19,1%) en Willebroek (16,0%).
Het gaat hier enkel om gemeenten met meer dan 30 vroegtijdige schoolverlaters.
Bronnen
- Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming:
- Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming: