Het gemiddelde aantal organismen in Vlaanderen is een derde lager dan in een onverstoorde situatie.
Figuur 1. Biodiversity Intactness Index (BII), berekend op basis van de coëfficiënten uit Newbold et al. (2015) en de gedetailleerde landgebruikskaart van 2016. Deze figuur verwijst naar figuur 10 uit het Natuurrapport 2020.
De Biodiversity Intactness Index (BII) geeft een gemodelleerde schatting van de terrestrische biodiversiteit ten opzichte van een situatie met minimale menselijke verstoring (Newbold e.a. 2015). De index schaalt tussen 0 procent (volledig verstoord systeem) en 100 procent (ongerepte natuurlijke situatie), maar kan hoger dan 100 procent zijn als er zich extra soorten in het gebied vestigen door (lichte) menselijke verstoring. Steffen e.a. (2015) stellen een BII-waarde van 90 % voor als veilige planetaire grens voor de biodiversiteit.
De gemiddelde BII-score in Vlaanderen is 67 procent (Figuur 1). Dat betekent dat het gemiddelde aantal organismen in Vlaanderen een derde lager is dan in een onverstoorde situatie. Op wereldschaal is het gemiddelde aantal organismen gedaald tot 78 procent van een onverstoorde situatie (Hill e.a. 2018). Slechts 8,5 procent van Vlaanderen heeft een BII-waarde binnen de theoretische planetaire grens van 10 procent verlies.
In tegenstelling tot gelijkaardige indices, die vaak beperkt zijn tot gewervelden, houdt de BII rekening met een groot aantal taxonomische groepen, waaronder planten, ongewervelden, gewervelden en fungi. De index is gebaseerd op een globale dataset (PREDICTS) van een groot aantal studies en experimenten die de lokale biodiversiteit (soortenrijkdom en abundanties) in locaties met een verschillend landgebruik en verschillende drukfactoren vergelijken. Op basis van die dataset wordt voor elke combinatie van landgebruik en landgebruiksintensiteit een BII-score berekend (Newbold e.a. 2015). De modellen houden rekening met de drukfactoren landgebruik, landgebruiksintensiteit, bevolkingsdichtheid en afstand tot wegen. Het effect van andere drukfactoren, zoals klimaatverandering of verontreiniging, wordt niet (rechtstreeks) in rekening gebracht.
De BII is een van de kernindicatoren in de assessments van het IPBES1 en wordt gebruikt als voorlopige metriek voor de biosfeerintegriteit binnen het kader van planetaire grenzen (IPBES 2019; Steffen e.a. 2015). Als veilige grens voor de biosfeerintegriteit stellen Steffen e.a. (2015) een BII-waarde voor van 90 procent (range 30-90%). De breedte van dat interval reflecteert de huidige hiaten in de kennis over de relatie tussen de BII en het functioneel belang van biodiversiteit op wereldschaal.
Hill, Samantha L. L., Ricardo Gonzalez, Katia Sanchez-Ortiz, Emma Caton, Felipe Espinoza, Tim Newbold, Jason Tylianakis, Jörn P. W. Scharlemann, Adriana De Palma, en Andy Purvis. 2018. “Worldwide impacts of past and projected future land-use change on local species richness and the Biodiversity Intactness Index”. bioRxiv, mei, 311787. https://doi.org/10.1101/311787.
IPBES. 2019. “Global assessment report on biodiversity and ecosystem services of the Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services. E. S. Brondizio, J. Settele, S. Díaz, and H. T. Ngo (editors)”. Bonn: Secretariat of the Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity; Ecosystem Services. https://doi.org/10.5281/zenodo.3553579.
Newbold, Tim, Lawrence N. Hudson, Samantha L. L. Hill, Sara Contu, Igor Lysenko, Rebecca A. Senior, Luca Börger, e.a. 2015. “Global effects of land use on local terrestrial biodiversity”. Nature 520 (7545): 45–50. https://doi.org/10.1038/nature14324.
Steffen, Will, Katherine Richardson, Johan Rockström, Sarah E. Cornell, Ingo Fetzer, Elena M. Bennett, Reinette Biggs, e.a. 2015. “Planetary boundaries: Guiding human development on a changing planet”. Science 347 (6223). https://doi.org/10.1126/science.1259855.
IPBES is het Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten. Het is een onafhankelijke intergouvernementele organisatie, opgericht door 94 staten, om de interface tussen wetenschap en politiek inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten te versterken.↩︎
- Periodiciteit: eenmalig - Volgende update: onbekend - Databereik: 2016
De BII-kaart van Vlaanderen wordt opgemaakt door elk van de klassen van de landgebruikskaart 2016 een BII-score toe te kennen op basis van de landgebruik x intensiteit tabel uit Newbold e.a. (2015). De BII kan berekend worden voor zowel de soortenrijkdom als voor de abundantie van de soorten. Voor onze analyse gebruiken we de abundantie-BII omdat deze gebruikt wordt als indicator voor de biotische integriteit binnen het kader van planetaire grenzen (Newbold e.a. 2016; Steffen e.a. 2015). De regressiemodellen waarmee de BII berekend wordt, houden rekening met het landgebruik, de landgebruiksintensiteit, de bevolkingsdichtheid, de afstand tot grote wegen en de reistijd tot grote steden. Omdat landgebruik en intensiteit veruit de belangrijkste verklarende variabelen zijn, worden alleen deze mee in rekening gebracht in de berekening van de BII voor Vlaanderen (Newbold e.a. 2015).
De landgebruikskaart 2016 is gebaseerd op het landgebruiksbestand Vlaanderen 2016 (Poelmans, Janssen, en Hambsch 2019). Dit bestand bestaat uit vier thematische lagen: de bodembedekking (niveau 1), verstedelijkt landgebruik (niveau 2), multifunctioneel landgebruik (niveau 3) en haventerreinen en militaire domeinen (niveau 4). De bodembedekkingslaag vormt de basis van de landgebruikskaart waarmee de BII berekend werd. Een aantal klassen is aangepast voor het Natuurrapport 2020 (Zie fiche landgebruiksverandering).
Tabel 1 geeft de BII-score voor elk van de landgebruiksklassen en de overeenkomstige indeling en de interpretatie van het landgebruik en de intensiteit uit Newbold e.a. (2015). De scores uit deze tabel geven de BII-Waarden ten opzichte van een niet-beïnvloede referentiesituatie (primaire vegetatie, minimale gebruiksintensiteit). De andere drukvariabelen (bevolkingsdichtheid, afstand tot grote wegen en reistijd tot grote steden) worden op de mediaan van de waargenomen waarden gehouden. De scores voor Overig laag en hoog groen worden verlaagd indien er een overlap is met het verstedelijkt landgebruik (niveau 2) van het landgebruiksbestand. De intensiteit voor loofbos en alluviaal bos wordt bijgesteld naar ‘minimal’ (BII-score 10.4) indien de percelen onder natuurbeheer vallen.
Klasse_LG2016 | Land use BII | Toelichting landgebruik Newbold et al., 2015 | Land use intensity BII | Toelichting intensiteit Newbold et al., 2015 | BII |
---|---|---|---|---|---|
Ruigte | young secondary | early successional stage | light | disturbance of moderate intensity | 85.5 |
Loofbos | mature secondary | +/- completed succession (> 75 y) | light | disturbance of moderate intensity (selective logging) | 128.5 |
Populieren | plantation forest | crop trees for commercial harvesting of wood | light | monoculture timber plantations of mixed age with no recent (< 20y) clear-fellings | 77.8 |
Naaldbos | intermediate secondary | abandoned plantation > 30y | light | disturbance of moderate intensity (selective logging) | 76.6 |
Alluviaal bos | mature secondary | +/- completed succession (> 75 y) | light | disturbance of moderate intensity | 128.5 |
Halfnatuurlijk grasland | pasture | grazed land | minimal | minimal input of fertiliser and pesticide, and with low stock density | 95.2 |
Heide | young secondary | young secondary vegetation | light | disturbance of moderate intensity (management) | 85.5 |
Kustduin | primary | Physical conditions determinative | light | not fundamental alterations to habitat architecture | 103.8 |
Moeras | primary | Physical conditions determinative | light | not fundamental alterations to habitat architecture | 103.8 |
Slik en schorre | primary | Physical conditions determinative | intense | fundamental alterations to habitat architecture | 130.7 |
Akker | cropland | planted with herbaceous crops | intense | large fields, annual ploughing, inorganic fertiliser application, pesticide application, irrigation, mechanisation, no crop rotation | 68.7 |
Niet geregistreerde landbouw | cropland | planted with herbaceous crops | intense | idem akker | 68.7 |
Hoogstam | pasture | grazed land | minimal | minimal input of fertiliser and pesticide, and with low stock density | 95.2 |
Laagstam | cropland | crop trees for commercial harvesting of fruit | intense | monoculture fruit plantations with significant pesticide input | 68.7 |
Cultuurgrasland permanent | cropland | cropland | minimal | little or no inorganic fertiliser use, little or no pesticide use, little or no ploughing, little or no irrigation, little or no mechanisation | 89.4 |
Gebouw | urban | human habitation and/or buildings | intense | Fully urban with no significant green spaces. | 37.6 |
Overig laag groen urbaan | urban | primary vegetation removed and managed for civic or personal amenity | light | Suburban (e.g. gardens), or small managed or unmanaged green spaces in cities. | 55.1 |
Overig laag groen (vooral wegbermen) | young secondary | early successional stage | light | light use in suburban settings | 85.5 |
Overig hoog groen urbaan | urban | primary vegetation removed and managed for civic or personal amenity | light | Suburban (e.g. gardens), or small managed or unmanaged green spaces in cities. | 55.1 |
Overig hoog groen | mature secondary | structural complexity like forests | light | light use in suburban settings | 128.5 |
Weg | urban | human habitation and/or buildings | intense | Fully urban with no significant green spaces. | 37.6 |
Spoorweg | urban | human habitation and/or buildings | intense | Fully urban with no significant green spaces. | 37.6 |
Overig | urban | human habitation and/or buildings | intense | Fully urban with no significant green spaces. | 37.6 |
Struweel | young secondary | early successional stage | light | disturbance of moderate intensity | 85.5 |
Water | No score for water | 0.0 | |||
Overgangswater | No score for water | 0.0 | |||
Marien | No score for water | 0.0 |
Drukken zoals klimaatverandering, verdroging, vervuiling en vermesting worden niet expliciet in rekening gebracht. Deze worden deels impliciet in rekening gebracht via landgebruik en intensiteit, maar hun ware impact blijft waarschijnlijk onderbelicht in de scores.
Broncode indicator: c1_impact_op_biodiversiteit_bii.Rmd - Basisdata: bii_lgnara2020.tsv - Metadata basisdata: bii_lgnara2020.yml
Newbold, Tim, Lawrence N. Hudson, Andrew P. Arnell, Sara Contu, Adriana De Palma, Simon Ferrier, Samantha L. L. Hill, e.a. 2016. “Has land use pushed terrestrial biodiversity beyond the planetary boundary? A global assessment”. Science 353 (6296): 288–91. https://doi.org/10.1126/science.aaf2201.
Newbold, Tim, Lawrence N. Hudson, Samantha L. L. Hill, Sara Contu, Igor Lysenko, Rebecca A. Senior, Luca Börger, e.a. 2015. “Global effects of land use on local terrestrial biodiversity”. Nature 520 (7545): 45–50. https://doi.org/10.1038/nature14324.
Poelmans, Lien, Liliane Janssen, en Lorenz Hambsch. 2019. “Landgebruik en ruimtebeslag in Vlaanderen, toestand 2016, uitgevoerd in opdracht van het Vlaams Planbureau voor Omgeving.” Mol: VITO.
Steffen, Will, Katherine Richardson, Johan Rockström, Sarah E. Cornell, Ingo Fetzer, Elena M. Bennett, Reinette Biggs, e.a. 2015. “Planetary boundaries: Guiding human development on a changing planet”. Science 347 (6223). https://doi.org/10.1126/science.1259855.