De invoer van zeven voedings- en biomassastromen (soja, cacao, rundsvlees en leder, palmolie, koffie, natuurlijk rubber, hout en papier en hun afgeleide producten) voor Belgische consumptie veroorzaakt een landvoetafdruk die groter is dan België. Iets minder dan de helft van die oppervlakte bevindt zich in landen met een hoog risico op ontbossing. De consumptie van palmolie uit Indonesië en Maleisië, soja uit Brazilië en cacao uit Ivoorkust, Ecuador en de Dominicaanse Republiek veroorzaakt de grootste biodiversiteitsverliezen.
Figuur 1. Links: impact van de Belgische consumptie van 7 product(groep)en op het landgebruik in het buitenland1 (landvoetafdruk, in ha). Rechts: deel van de landvoetafdruk gelegen in landen met een hoog tot zeer hoog risico op ontbossing. Brondata: Jennings en Schweizer (2019). Deze figuur verwijst naar Figuur 66 in het Natuurrapport 2020.
Figuur 2. Impact van de Belgische consumptie van 7 ingevoerde product(groep)en op de biodiversiteit in de 20 meest getroffen landen, uitgedrukt in mondiale PDF (potentially disappeared fraction of species) en herschaald naar een cijfer tussen 0 en 100. Brondata: Jennings en Schweizer (2019) en Chaudhary en Brooks (2018). Deze figuur verwijst naar Figuur 67 in het Natuurrapport 2020.
De landvoetafdruk van onze consumptie is de hoeveelheid land die (jaarlijks) nodig is om de benodigde grond- en hulpstoffen te telen. Figuur 1 toont de landvoetafdruk van de Belgische consumptie (ha) van zeven ingevoerde productgroepen (aandeel in %): hout en papier, rundsvlees en leder, soja, cacao, palmolie, koffie, natuurlijk rubber en hun afgeleide producten (bv. meubels, veevoer, kip of varkensvlees, chocolade, koekjes, schoonmaakproducten, biodiesel). Die productgroepen staan wereldwijd bekend om hun grote impact op ontbossing. Een deel van de benodigde oppervlakte bevindt zich in landen waar het risico op ontbossing hoog is.
Figuur 2 toont het biodiversiteitsverlies dat met het land- of bosbouwgebruik samengaat, per productgroep en per land van herkomst van de grondstoffen. Hoeveel biodiversiteit verloren gaat - ten opzichte van een natuurlijke referentiesituatie - hangt af van waar (in welk land) het landgebruik zich situeert en welke productiemethodes gehanteerd worden. De gebruikte maat voor biodiversiteitsverlies is de mondiale PDF (potentially disappeared fraction of species): het is een een maat voor het potentieel uitsterven van soorten op wereldschaal door het verlies van geschikt leefgebied.
De totale buitenlandse voetafdruk van onze consumptie van de zeven bestudeerde productgroepen bedraagt jaarlijks gemiddeld 3,8 megahectare of 1,2 keer de oppervlakte van België. Iets minder dan de helft daarvan bevindt zich in landen met een hoog risico op ontbossing. Door de plaats, de manier en de schaal van productie dragen cacao, soja en hun afgeleide producten het belangrijkste risico op ontbossing in zich. Ze worden op de voet gevolgd door hout- en papierproducten en in iets mindere mate ook palmolieproducten.
Consumptiecijfers alleen vertellen niet het volledige verhaal. Ook voor de productie van en handel in goederen die we later weer uitvoeren, gebruiken we veelvuldig grondstoffen en producten uit het buitenland. De totale hoeveelheden die België van de zeven bestudeerde goederen invoert2 veroorzaken een landvoetafdruk van zo’n 10,4 megahectare, of 3,5 keer de oppervlakte van België. Opnieuw bevindt iets minder dan de helft (4,2 Mha) zich in landen met een hoog risico op ontbossing (data hier niet getoond).
Ontbossing leidt tot een aanzienlijk biodiversiteitsverlies, maar is niet de enige oorzaak. De landvoetafdruk van de bestudeerde productstromen kan, voor de belangrijkste landen van herkomst, omgerekend worden naar een bredere maat voor biodiversiteitsverlies op wereldschaal. Figuur 2 toont de twintig landen waarin de Belgische consumptie van de zeven goederen de grootste biodiversiteitsverliezen veroorzaakt. Palmolie uit Indonesië en Maleisië, cacao uit Ivoorkust, Ecuador en de Dominicaanse Republiek en soja uit Brazilië hebben de grootste impact.
Chaudhary, Abhishek, en T. M. Brooks. 2018. “Land Use Intensity-Specific Global Characterization Factors to Assess Product Biodiversity Footprints”. Environmental Science & Technology 52 (april). https://doi.org/10.1021/acs.est.7b05570.
Jennings, Steve, en Lyra Schweizer. 2019. “Risky Business: the risk of corruption and forest loss in Belgium’s imports of commodities”. 3Keel - WWF.
Correctie van de tekst uit het Natuurrapport 2020: de figuur toont de impact van de Belgische consumptie van de 7 productgroepen op het landgebruik in het buitenland, niet: “in binnen- en buitenland”. De Belgische binnenlandse productie is niet meegenomen. De figuur geeft het gedeelte van onze invoer weer dat bestemd is voor consumptie in België.↩︎
Correctie van de tekst uit het Natuurrapport 2020: het gaat om de hoeveelheden die België invoert, de eigen productie wordt niet meegeteld.↩︎
Periodiciteit: eenmalig - Volgende update: onbekend - Databereik: 2013 - 2017
Voor rundsvlees en leder en hout en papier bekijkt de studie naast de invoer ook de Belgische binnenlandse productie. Die data komen uit de databank van FAOSTAT. Voor elke productgroep wordt een schatting gemaakt van de hoeveelheid bestemd voor consumptie in België. Daarbij geldt: consumptie = invoer + binnenlandse productie - export.
Met behulp van opbrengstdata per gewas en per land (in ton of kubieke meter per hectare), afkomstig uit de FAOSTAT-databank, en gegevens over het aandeel van de goederen in verschillende consumptieproducten, berekent de studie de landoppervlaktes die nodig zijn om onze consumptie en productie te ondersteunen. Voor rundsvlees en leder telt alleen grasland mee als bron van diervoeder. Akkerbouwteelten die ook een grondstof vormen voor diervoeder (bv. soja) zitten niet mee in de cijfers vervat.
Voor hout en papier en rundsvlees en leder wijkt de berekening van de benodigde landoppervlakte af van die van de andere goederenstromen. Voor beide productgroepen zijn geen eenvoudige, wijd verspreide opbrengstdata beschikbaar om de ingezette hoeveelheid land in te schatten. Bossen kennen een erg verschillend beheer en hout wordt het hele jaar door geoogst op uiteenlopende manieren. De studie gebruikt data over de gemiddelde jaarlijkse aanwas (= de toename in het houtvolume per hectare en per jaar) van bossen, om de oppervlakte te berekenen die nodig is om een bepaald productievolume te bereiken. Om de opbrengst (i.e. toename in karkasgewicht) van vleesrunderen per oppervlakte grasland in te schatten, wordt de totale hoeveelheid grasland van een land toegekend aan de verschillende types van grazers. Dat gebeurt aan de hand van cijfers over de relatieve voederconversie-efficiëntie van elk grazertype en de totale productie van elke deelsector. Vleesrunderen geven twee producten: rundsvlees en leder. Het geassocieerde landgebruik wordt verdeeld over beide producten op basis van hun massa: de huid bedraagt zo’n 15% van de totale massa van het karkas en krijgt dus 15% van de landvoetafdruk toegekend.
Aan de hand van een risicoscore voor ontbossing per land wordt de landvoetafdruk omgerekend naar een ‘landvoetafdruk met een hoog risico op ontbossing’. Die risicoscore is gebaseerd op de deelscores voor vier criteria: + het verlies aan boombedekking: het verlies aan landoppervlakte met meer dan 10% boombedekking tussen 2012 en 2016 (data van Global Forest Watch) + de ontbossingssnelheid: de verandering in de netto oppervlakte van natuurlijk bos tussen 2010 en 2015 (data FAO Forest Resources Assessment) + de perceptie van corruptie: de Corruptie Perceptie Index 2017 van Transparency International + arbeidsnormen: de kans op ernstige overtredingen van de rechten van arbeiders aan de hand van de Global Rights Index 2016 van de International Trade Union Confederation.
Met de totale invoer en uitvoer per productgroep (gemiddelde over 5 jaar: 2013 - 2017), de binnenlandse productie en de geschatte consumptiecijfers wordt voor elke productgroep het gemiddelde aandeel van de invoer bestemd voor Belgische consumptie bepaald. Daarbij wordt verondersteld dat het aandeel consumptie in de invoer gelijk is aan het aandeel consumptie in de binnenlandse productie. Dat gemiddelde aandeel wordt gebruikt om de gedetailleerde data van de landvoetafdruk van de Belgische invoer per productgroep, land en jaar (2013 - 2017) om te rekenen naar een gemiddelde landvoetafdruk van de Belgische consumptie per productgroep en land (gemiddelde over 5 jaar). Figuur 1 vat die data samen per productgroep.
Figuur 2 zoomt in op de 20 landen waar de landvoetafdruk van de Belgische consumptie het hoogst is. Met behulp van omrekeningsfactoren uit de levenscyclusanalyse worden de landoppervlaktes per productgroep en per land vertaald naar een impact op het algemene verlies aan biodiversiteit. Hier worden de meest recente omrekeningsfactoren gebruikt voor de drukfactor landgebruik, per productiesysteem en per land, zoals ze voortvloeien uit het levenscyclus-initiatief van UNEP-SETAC (Chaudhary en Brooks 2018). Die omrekeningsfactoren reflecteren het biodiversiteitsverlies per eenheid van druk, bijvoorbeeld per hectare intensief of extensief gebruikt akkerland of plantage. Ze houden rekening met het globale verlies aan soorten uit vijf verschillende taxonomische groepen (zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en planten) en met de kwetsbaarheid van die soorten. Soorten die enkel in specifieke, geografisch begrensde gebieden voorkomen (endemische soorten) en meer bedreigde soorten volgens de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) krijgen een hoger gewicht. Voor de omrekeningsfactoren gelden volgende aannames: hout en papier, palmolie, koffie, cacao en rubber worden geteeld op een “intensieve plantage”, rundsvlees en leder op “intensief grasland” en soja op “intensief akkerland”. Het berekende biodiversiteitsverlies in mondiale PDF wordt herschaald naar een waarde tussen 0 en 100.
De studie van Jennings en Schweizer (2019) probeert de belangrijkste impact van de handel in de zeven productgroepen te vatten. Ze neemt, om praktische redenen, niet alle mogelijke producten en landen van herkomst mee. Veel van de berekeningen zijn, bij gebrek aan betere data, gebaseerd op ruwe, vaak conservatieve aannames. De resultaten vormen dus een eerste inschatting die naar alle waarschijnlijkheid de werkelijke impact onderschat. Specifieke tekortkomingen zijn o.a.:
De omrekeningsfactoren die gebruikt worden om de landvoetafdruk om te zetten naar een maat voor biodiversiteitsverlies zijn gebaseerd op de best beschikbare data, maar zijn nog steeds erg onzeker (Chaudhary en Brooks 2018). Hoewel de gebruikte productiemethoden verschillen van land tot land en van streek tot streek kozen we in deze eerste benadering bij elke productgroep voor een omrekeningsfactor die de impact van een intensief productiesysteem typeert.
Broncode indicator: d8_mondiale_biodiversiteit_impact_consumptie_voeding_biomassa.Rmd - Basisdata: landvoetafdruk_biomassagoederen.tsv, biodiversiteitsvoetafdruk_biomassagoederen.tsv - Metadata basisdata: landvoetafdruk_biomassagoederen.yml, biodiversiteitsvoetafdruk_biomassagoederen.yml
Chaudhary, Abhishek, en T. M. Brooks. 2018. “Land Use Intensity-Specific Global Characterization Factors to Assess Product Biodiversity Footprints”. Environmental Science & Technology 52 (april). https://doi.org/10.1021/acs.est.7b05570.
Ermgassen, Erasmus K. H. J. zu, Javier Godar, Michael J. Lathuillière, Pernilla Löfgren, Toby Gardner, André Vasconcelos, en Patrick Meyfroidt. 2020. “The origin, supply chain, and deforestation risk of Brazil’s beef exports”. Proceedings of the National Academy of Sciences 117 (50): 31770–9. https://doi.org/10.1073/pnas.2003270117.
Escobar, Neus, E. Jorge Tizado, Erasmus K. H. J. zu Ermgassen, Pernilla Löfgren, Jan Börner, en Javier Godar. 2020. “Spatially-explicit footprints of agricultural commodities: Mapping carbon emissions embodied in Brazil’s soy exports”. Global Environmental Change 62 (mei): 102067. https://doi.org/10.1016/j.gloenvcha.2020.102067.
Green, Jonathan M. H., Simon A. Croft, América P. Durán, Andrew P. Balmford, Neil D. Burgess, Steve Fick, Toby A. Gardner, e.a. 2019. “Linking global drivers of agricultural trade to on-the-ground impacts on biodiversity”. Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America 116 (46): 23202–8. https://doi.org/10.1073/pnas.1905618116.
Hoang, Nguyen Tien, en Keiichiro Kanemoto. 2021. “Mapping the deforestation footprint of nations reveals growing threat to tropical forests”. Nature Ecology & Evolution, maart, 1–9. https://doi.org/10.1038/s41559-021-01417-z.
Jennings, Steve, en Lyra Schweizer. 2019. “Risky Business: the risk of corruption and forest loss in Belgium’s imports of commodities”. 3Keel - WWF.
Moran, Daniel, en Keiichiro Kanemoto. 2016. “Identifying the Species Threat Hotspots from Global Supply Chains”. Nature Ecology & Evolution 1 (september): 0023. https://doi.org/10.1101/076869.
Trase. 2020. “Transparency for sustainable economies”. https://trase.earth/.