Publicatiedatum: 30/05/2024
INBO lanceert ‘Droogte in grondwaterafhankelijke ecosystemen’ als experimentele indicator. We ontvangen graag uw opmerkingen om de leesbaarheid en bruikbaarheid ervan te verbeteren. Suggesties zijn welkom op katrijn.alaerts@inbo.be.
Het grondwaterpeil in grondwaterafhankelijke ecosystemen daalt de laatste jaren steeds vaker onder de kritische drempelwaarde. Naarmate de grondwaterpeilen systematisch dalen, komen natuurtypes die grondwater nodig hebben voor hun voortbestaan in de problemen.
Figuur 1: gemiddeld aantal dagen per jaar dat het grondwaterpeil op 58 meetlocaties onder de kritische minimumdrempel duikt (1985-2022): gemeten gemiddelden (dunne blauwe lijn), gemodelleerde trend (dikke blauwe lijn) en 95% betrouwbaarheidsinterval. De horizontale streepjeslijn is het verwachte aantal dagen per jaar dat de drempel overschreden wordt (zie metadata). De meetlocaties bevinden zich allemaal in de buurt van grondwaterafhankelijke ecosystemen. Brondata: WATINA-databank (INBO 2024).
De indicator in Figuur 1 toont het gemiddelde aantal dagen per jaar dat het grondwaterpeil in de buurt van grondwaterafhankelijke ecosystemen onder de kritische minimumdrempel (zie metadata) daalt. Hoe hoger dit cijfer, hoe frequenter of langduriger de periodes van droogte die de ecosystemen ervaren
Een piek in het gemiddelde aantal dagen met een te laag grondwaterpeil wijst op droogte. Dat is een natuurlijk verschijnsel. Door een tekort aan neerslag is er tijdelijk minder water beschikbaar voor mens en natuur. Droge en natte jaren wisselen elkaar af. Een toenemende trend over de jaren heen duidt op verdroging: een langetermijnproces dat voortvloeit uit de menselijke verstoring van de natuurlijke watercyclus. Door grond- en oppervlaktewater op te pompen, de bodem af te dichten, rivieren recht te trekken, het mondiale klimaat te beïnvloeden… is er langzamerhand minder water voorhanden.
Naarmate de grondwaterpeilen systematisch dalen, komen natuurtypes die grondwater nodig hebben voor hun voortbestaan in de problemen. De laatste jaren komen lage grondwaterpeilen in zulke grondwaterafhankelijke vegetaties vaker voor dan voorheen. Het jaarlijkse aantal dagen met een lage grondwaterstand vertoont een grillig verloop sinds de jaren tachtig (Figuur 1). Sinds 2016 liggen de gemodelleerde trendwaarden voor dagen met een te lage grondwaterstand significant hoger dan in 1985.
De geobserveerde trend brengt een belangrijk deel van onze natuur in gevaar. Driekwart van de voor Vlaanderen en Europa meest waardevolle natuurtypes, steunt voor zijn voortbestaan op grondwater. Grondwaterafhankelijke ecosystemen komen voor in en op de rand van kwelgebieden, beekvalleien, vijvers en poelen. De vochtige gebieden vertonen vaak heel wat geleidelijke overgangen in levensomstandigheden en herbergen daarom een hoge biodiversiteit (De Becker 2020). Als het grondwater door verdroging van samenstelling verandert, of systematisch buiten het bereik van de plantenwortels en de bovengrondse delen van waterplanten valt, krijgen typische soorten het moeilijk. Slagen die soorten er niet in om zich aan te passen of om hun leefgebied te verschuiven, dan dreigen ze te verdwijnen. Dat risico wordt groter als bijvoorbeeld het landgebruik of het grondwaterregime in de omgeving de beschikbare ruimte om uit te wijken beperkt.
Grondwaterpeilen reageren met enige vertraging op de neerslag, afhankelijk van de positie in het landschap, de waterdoorlatendheid van de bodem, de aanwezige vegetatie en menselijke ingrepen. Het kan dus een tijdje duren vooraleer het grondwaterpeil na een droogteperiode weer een normale toestand bereikt.
Het effect van een occasionele heel lage grondwaterstand is gewoonlijk beperkt, zeker als de neerslag in de tussentijd het bodemvochtgehalte op peil houdt (Willems e.a. 2020). Dat de laatste jaren heel lage grondwaterstanden steeds frequenter voorkomen, vergroot de kans op permanente wijzigingen in grondwaterafhankelijke ecosystemen.
Publicatiedatum: 30/05/2024
Producent: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
Dataset: WATINA, een databank voor de hydrologische monitoring van natuurgebieden in Vlaanderen
Gegevensinzameling: De (grond)waterstand in peilbuizen in Vlaamse natuurgebieden wordt frequent gemeten. Die gegevens worden aan de WATINA-databank toegevoegd. Uit de databank worden 100 meetpunten geselecteerd die samen een early warning droogtemeetnet zullen vormen. Volgende criteria zijn van belang bij de selectie (J. Wouters en Vanderhaeghe 2020):
Van die 100 “ideale” meetpunten zijn er momenteel slechts 58 voorhanden die aan de laatste twee criteria beantwoorden. Die meetpunten vormen de basis voor deze indicator.
Het model voor de tijdreeksanalyse gebruikt meteorologische data (neerslag en evapotranspiratie) als verklarende factoren. Die data zijn afkomstig van meetstations beheerd door het Koninklijk Meteorologisch Instituut, de Vlaamse Milieumaatschappij, het Hydrologisch Informatiecentrum en het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut.
Zie ook (Jan Wouters, Vanderhaeghe, en Onkelinx 2021).
Voor elk van de 58 meetpunten wordt een volledige tijdreeks van dagelijkse grondwaterpeilen (1985 - 2022) opgebouwd. Daarbij wordt zoveel mogelijk beroep gedaan op veldmetingen. Ontbrekende data worden ingevuld met modelresultaten. Met het model Menyanthes (KWR Waterware 2018) worden dagelijkse grondwaterstanden gesimuleerd. Neerslag en evapotranspiratie vormen de verklarende variabelen van het model. Het model berekent per peilbuis en per dag 20 grondwaterstand-simulaties.
Voor elke peilbuis wordt een kritische minimumdrempel bepaald: per jaar wordt het 5%-percentiel van alle grondwatermetingen (en modelsimulaties) in de peilbuis berekend. De drempel is het gemiddelde van al die 5%-percentielwaarden over 30 jaar (1985-2015). Hij komt dus overeen met een grondwaterstand die zich op de plaats van de peilbuis de voorbije 30 jaar gemiddeld een twintigtal dagen per jaar voordeed (0,05 x 365 dagen/jaar). De werkwijze met jaarlijkse percentielwaarden wordt verkozen boven een absolute percentielwaarde van alle metingen in de peilbuis over 30 jaar, om het effect van extreem droge jaren op de indicator te temperen. Die keuze verhoogt de gevoeligheid van de indicator voor droogte.
Per meetpunt (peilbuis), per jaar en per simulatie wordt het aantal dagen berekend dat de grondwaterstand zich beneden de kritische drempel bevindt. Gemeten waarden krijgen steeds voorrang op gesimuleerde waarden. De indicatorwaarde uit Figuur 1 is het gemiddelde van de twintig gesimuleerde jaargemiddelden.
Om de trend in de indicatorwaarden te detecteren, wordt een tijdreeksanalyse uitgevoerd. Voor elke simulatie verloopt die berekening als volgt: een Bayesiaans mixed model, met een zero-inflated negatieve binomiale verdeling en jaar als factor schat de kans in dat een gesimuleerde dagwaarde zich onder de drempel bevindt. Het effect van de factor “jaar” wordt beschreven door een random walk-functie van de tweede orde. Per jaar (en simulatie) wordt de gemiddelde waarde met haar standaardafwijking berekend. De trendwaarde (≠ indicatorwaarde) is het gemiddelde van de twintig geschatte gesimuleerde jaargemiddelden. Boven- en ondergrenzen van het betrouwbaarheidsinterval op de trend worden bepaald met de formule van Rubin:
LLtrend = Gemiddelde LLsimulatie - 1.96 *
(
ULtrend = Gemiddelde ULsimulatie + 1.96 *
(
met LL = de ondergrens en UL = de bovengrens en sd = de standaardafwijking.
De conclusies uit de huidige indicator zijn niet zonder meer door te trekken naar “de grondwaterafhankelijke vegetaties in Vlaanderen”: er ontbreken nog 42 extra meetpunten om een volledig, ruimtelijk gebalanceerd en representatief droogtemeetnet te bekomen. De indicator geeft enkel aanwijzingen voor het frequenter optreden van intense droogteperiodes en een toenemende verdroging bij grondwaterafhankelijke vegetaties in Vlaanderen.
De huidige gegevens tonen aan dat het toevoegen of schrappen van een meetpunt een relatief lage impact heeft op de berekende trend: de verschillen tussen de jaren bepalen de grootste variatie in de data (= metingen en simulaties). Slechts een klein aandeel van de variatie kan toegeschreven worden aan de verschillen tussen de meetpunten, naar alle waarschijnlijkheid omdat die verschillen ook variëren in de tijd.
Broncode indicator: droogte_grondwaterpeil.Rmd
Broncode metadata: metadata_droogte_grondwaterpeil.Rmd
Beschrijving | Gegevens | Metadata |
---|---|---|
aantal droogtedagen in grondwaterafhankelijke vegetaties | grondwaterpeil_vegetaties.csv | grondwaterpeil_vegetaties.yml |