Biodiversiteit in agrarische landschappen vereist flexibele randvoorwaarden
Vandaag, op de vijftigste Wereldmilieudag, loopt Contracts2.0 af, een Europees project dat zich toespitste op agromilieumaatregelen, zowel bestaande als mogelijke nieuwe, betere vormen.
In Vlaanderen hebben het INBO (als onderzoeksinstelling) en Boerennatuur Vlaanderen (als praktijkpartner) de handen in elkaar geslagen. Op vier plekken werd geëxperimenteerd met nieuwe contracttypes. De collectieve aanpak bleek zeer succesvol onder andere in Maarkedal en veelbelovend in Gulpdal-Voeren. Daarnaast ging Boerennatuur Vlaanderen aan de slag met resultaats-gebaseerde betalingen: Bij het praktijklab Koolstofboeren gebeurt de betaling op basis van de hoeveelheid opgeslagen koolstof in de bodem. In innovatieve contracten in Beverhoutsveld werden de twee aanpakken gecombineerd en krijgt een groep landbouwers betalingen gebaseerd op een verhoogde graslandbiodiversiteit. Werken met collectieven blijkt meer resultaten op te leveren, maakt het mogelijk om van elkaar te leren en het landschap efficiënter te beheren.
Contracts 2.0 loopt na vier jaar af en publiceert nu in het handboek "Co-Creating Contracts" talrijke aanbevelingen voor besluitvormers op EU-niveau en op het niveau van de federale en deelstaatregeringen voor het ontwerpen van ecologisch doeltreffende, economisch haalbare en haalbare agromilieuregelingen. Eberhard Hartelt, voorzitter voor milieuzaken van de Duitse landbouwersbond (DBV) verklaarde: "Vanuit het oogpunt van de landbouwers is het van groot belang dat milieu- en biodiversiteitdoelstellingen op een uitvoerbare en flexibele gehaald kunnen worden. In de toekomst moeten innovatieve benaderingen zoals resultaatgerichte betalingen en collectieve regelingen mogelijk worden gemaakt, en zodanig worden ontworpen dat ze flexibel, motiverend en zo eenvoudig mogelijk uitvoerbaar zijn."
Contracts2.0 heeft kunnen aantonen dat de vele economische en ecologische voordelen die nieuwe contracttypes kunnen opleveren, de initiële inspanningen waard zijn. Landbouwers zijn bereid innovatieve benaderingen toe te passen als contracten motiverend zijn in plaats van beperkend, en betrouwbaar/duidelijk? in plaats van vaag. De administratieve nadruk moet liggen op de naleving van praktische beginselen in plaats van op starre voorschriften.
Bij de publicatie van het handboek "Co-Creating Contracts" benadrukt de coördinator van het project, Prof. Dr. Bettina Matzdorf (ZALF, Duitsland): " Als we de ideeën van de Farm-to-Fork-strategie van de Europese Commissie serieus nemen, hebben we holistische benaderingen nodig."
Volgens Sven Defrijn van Boerennatuur Vlaanderen “toont het project aan dat landbouwers effectief hun verantwoordelijkheid willen nemen met betrekking tot natuur en milieu, en meer betrokken willen worden als volwaardige partner hierin. Ze ervaren de huidige beheercontracten echter vaak als te rigide en daardoor soms moeilijk uitvoerbaar. Beheercontracten kunnen efficiënter ingezet worden wanneer zij meer gebruik maken van de kennis en expertise van landbouwers en hen stimuleren om gebiedsgericht samen te werken.”
Francis Turkelboom van het INBO besluit: "Het betrekken van de verschillende kennishouders/soorten expertise, en het stimuleren van co-creatie is één van de sleutels bij het vinden van meer aangepaste agromilieuregelingen in het kader van het Europese landbouwbeleid. In de praktijk betekent dit dat de bureaucratie moet worden vereenvoudigd, dat de landbouwers actief moeten worden betrokken bij het opstellen en monitoren van de contracten, en dat de betrokkenheid van intermediaire deskundigen zoals landbouwadviesdiensten moet worden versterkt."
Het gepubliceerde handboek "Co-Creating Contracts - Designing innovative agri-environmental schemes - A guide for policymakers" kan u vinden op de INBO-website.
Alle resultaten en publicaties van het project zijn te vinden op de Contracts-website.
Achtergrond: Het Project Contracts2.0, dat de afgelopen vier jaar (2019-2023) door de EU in het kader van Horizon 2020 is gefinancierd, heeft innovatieve contractuele aanpakken voor effectieve en duurzame agromilieuregelingen ontworpen. Hiervoor is gewerkt met een breed scala aan wetenschappelijk onderzoek en participatieve processen tussen landbouw, natuurbehoud en administratie. In totaal waren 28 Europese onderzoeks- en praktijkpartners betrokken onder leiding van het Leibniz Center for Agricultural Landscape Research (ZALF) in Müncheberg. Het INBO en Boerennatuur Vlaanderen namen het voortouw voor het participatieve processen en de organisatie van de proeftuinen. De Duitse Boerenbond (DBV) was als praktijkpartner verantwoordelijk voor de communicatie en publicatie van de diverse onderzoeks- en praktijkresultaten voor belanghebbenden uit praktijk en politiek.