Pers

Terug naar overzicht
Brussel

Populaties van broedvogels tonen licht herstel of blijven stabiel, behalve voor weide- en akkervogels


De populatie kustbroedvogels viel van 15.134 broedparen in 2004 terug tot 3.722 koppels. De voorbije tien jaar veerde dit aantal terug op tot 11.449 in 2024. Wel is de soortensamenstelling sterk veranderd. Eind vorige eeuw was de kokmeeuw de overheersende soort. Nu zien we een meer evenwichtige soortensamenstelling waarbij visdief en grote stern, en grote meeuwen (zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw) stabielere populaties hebben. Vooral de succesvolle rekolonisatie door de grote stern trok in 2023 en 2024 het aantal broedparen omhoog. Ook de verspreiding van de kustbroedvogels is toegenomen. Naast het Zwin zijn ook Oostende en Zeebrugge belangrijke bolwerken geworden. De beheersinspanningen van de voorbije jaren, waarbij werd ingezet op de aanleg van halfnatuurlijke broedeilanden, werpen hun vruchten af. Robuuste leefomgevingen zoals dit soort eilanden zorgen ervoor dat de koloniebroeders minder makkelijk te bereiken zijn voor natuurlijke predatoren zoals de vos. 
De nieuwe hoogpathogene variant van de vogelgriep heeft in 2022 en 2023 voor heel veel slachtoffers gezorgd bij de kustbroedvogels. Heel wat adulte vogels legden het loodje, én het broedsucces (aantal uitgevlogen jongen) was heel laag. Daardoor hebben de populaties een behoorlijke klap gekregen. Dat zal ook de komende jaren nog zichtbaar zijn in de aantallen.

De trend van 19 soorten lange-afstand-trekvogels schommelde tot 2014, daalde nadien licht tot in 2018, en vertoont erna weer een schommelend verloop. In 2024 was er een sterke heropleving die we voorlopig nog niet kunnen verklaren.

De trend van 19 ‘generalisten’ - broedvogels van diverse leefgebieden - is al zeven jaar stabiel. Binnen die groep vormen kauw, roodborst en grote bonte specht de sterkste stijgers en merel, zanglijster en huismus de sterkste dalers.

De trends van de bosvogels en van de weide- en akkervogels zijn sinds de goedkeuring van de Natuurherstelverordening in 2024 belangrijke beleidsindicatoren geworden. Die verordening bepaalt immers dat die trends tegen 2030 en de daaropvolgende jaren moeten toenemen ten opzichte van 2025. De bosvogelindex (25 soorten) daalde na een piek in 2012 onafgebroken tot in 2021. De voorbije drie jaar lijkt de bosvogelindex zich opnieuw licht te herstellen. Binnen die groep doen de vogels van naaldbossen het duidelijk minder goed. De trends verschillen echter van soort tot soort. Niet enkel de kwaliteit van de Vlaamse bossen, maar ook factoren die te maken hebben met de trekroute en de overwinteringsgebieden, beïnvloeden de trends.

De 12 soorten akker- en weidevogels of ‘boerenlandvogels’ doen het duidelijk minder goed. Sinds het begin van de broedvogelmonitoring in 2007 is de index met 27% afgenomen. De literatuur toont dat de afname voor 2007 ook al groot was. Vooral in de periode 2011-2014 en na 2020 is er een sterke terugval. De belangrijkste oorzaken zijn:

  • de toenemende intensivering van de landbouw waarbij vroege maaibeurten gecombineerd worden met een hoog mest- en pesticidengebruik
  • de afnemende kwaliteit van landbouwbodems 
  • de toenemende extremen in de weersomstandigheden, die bijvoorbeeld broedsels doen mislukken door hevige neerslag en erosie of door verminderd voedselaanbod bij lange droogte.

 

Naar de indicatoren

  1. Trend broedvogels van de kust (2024) (Eric Stienen)
  2. Trend lange-afstand trekvogels (2024) (Glenn Vermeersch, Thierry Onkelinx)
  3. Trend broedvogels van bossen (2024) (Glenn Vermeersch, Thierry Onkelinx)
  4. Trend broedvogels - generalisten (2024) (Glenn Vermeersch, Thierry Onkelinx)
  5. Trend broedvogels van weiden en akkers (2024) (Glenn Vermeersch, Thierry Onkelinx)