Publicatiedatum: 26/02/2025
De populatie kustbroedvogels is in de periode 1985-2024 sterk veranderd, zowel in soortensamenstelling als qua aantallen en verspreiding. Tot 2000 overheerste kokmeeuw, daarna werd de soortensamenstelling evenwichtiger met een betere vertegenwoordiging van de drie sternensoorten en grote meeuwen. De populaties zijn ook meer verspreid langsheen de kust. Naast het Zwin zijn ook Zeebrugge en Oostende belangrijke bolwerken geworden. Na 2004 namen de aantallen sterk af, met een dieptepunt in 2014. De laatste jaren stijgen de aantallen weer geleidelijk. Toch hebben sommige soorten het moeilijk door vogelgriep en een slechte staat van hun broedgebieden.
Figuur 1: evolutie van het aantal broedparen van kustbroedvogels langs de volledige kust.
Deze indicator toont de evolutie van het aantal broedende sternen en meeuwen langs de Vlaamse kust in de periode 1985-2024.
Na een hoogtepunt van het aantal kustbroedvogels in 2004, toen de Vlaamse kust 15.131 broedparen telde, is het aantal kustbroedvogels sterk afgenomen naar een dieptepunt van 3.724 koppels in 2014 (Figuur 1). Daarna herstelden de populaties met een maximum van 12.168 in 2023 en 11.449 in 2024. De sterke toename in 2023 en 2024 komt volledig op het conto van grote stern, die twee enorm succesvolle jaren kende. In 2024 waren er zelfs meer dan 5000 broedparen, goed voor meer dan 8% van de totale biogeografische populatie. Sommige soorten doen het echter helemaal niet goed. Zo neemt dwergstern gestaag af sinds 1997 en is de laatste jaren bijna helemaal verdwenen. Het aantal kokmeeuwen blijft kritisch laag en schommelt sinds 2004 rond de 1000 paren. Ook zilvermeeuw is niet hersteld van de crash in 2014. Visdief nam recent weer sterk af. Deze soort is in 2024 met bijna 43% afgenomen ten opzichte van 2021.
Door de sterke schommelingen in de aantallen is ook de soortensamenstelling sterk veranderd. In de periode 1985-1994 werd de kustpopulatie gedomineerd door kokmeeuw. Deze soort nam daarna snel af, waarna zilvermeeuw en kleine mantelmeeuw meer en meer de overhand namen in het broedbestand. Tussen 1991 en 2007 maken ook sternen een belangrijk deel uit van de Vlaamse populatie kustbroedvogels. Dit aandeel is in 2008 sterk achteruitgegaan. Daarna neemt het relatieve belang van de sternen weer gestaag toe, ten koste van de grote meeuwen.
Er waren ook belangrijke geografische verschuivingen. In 1985 zaten vrijwel alle kustbroedvogels in het Zwin. Geleidelijk aan nam het belang van Zeebrugge en de Baai van Heist (Figuur 2) toe, tot iets meer dan 96% in 2004. In de periode 2002-2013 lag dat aandeel telkens boven de 80%, maar daarna daalde het aandeel daar tot minder dan 50%. De sternen uit Zeebrugge zijn toen deels uitgeweken naar de Spuikom in Oostende en de nieuwe broedeilanden in het Zwin, terwijl de zilver- en kleine mantelmeeuw zich hebben verspreid over de gehele kust. Sinds 2023 zijn Zeebrugge en de Baai van Heist weer belangrijker geworden, vooral door een sterke toename van grote stern, maar ook door een sterke achteruitgang van het aantal broedparen in het Zwin en de Spuikom van Oostende. Het aandeel van Zeebrugge en de Baai van Heist bedroeg in 2024 meer dan 60% van de totale kustpopulatie.
De achteruitgang van het aantal kustbroedvogels tussen 2004 en 2014 is het gevolg van een toegenomen druk door landroofdieren in combinatie met habitatverlies. Verwilderde katten, ratten en vossen bedreigden de broedkolonies op het Sternenschiereiland en op de Baai van Heist. In de westelijke voorhaven zorgden de komst van de vos, de afname van het broedareaal en de bestrijding van de nesten voor de achteruitgang van het aantal grote meeuwen. Ook de nieuwe aangelegde eilanden in het Zwin kregen in 2020 en 2021 te maken met de vos. Door de predatiedruk zijn zilver- en kleine mantelmeeuwen meer en meer op daken van gebouwen gaan broeden verspreid over de kust. Visdief, kokmeeuw en zwartkopmeeuw bleven wel gespaard op de eilanden in Oostende en het Zwin. In Zeebrugge hielp bescherming tegen vossen bij het herstel van visdief en de terugkeer van grote stern en het gedeeltelijke behoud van grondbroedende zilver- en kleine mantelmeeuwen. Toch blijven er zorgen, zoals de hoge sterfte door vogelgriep sinds 2022, het nagenoeg verdwijnen van broedgelegenheid voor dwergstern en de slechte staat van de broedeilanden in het Zwin en op de spuikom van Oostende.
Figuur 2: evolutie van het aantal broedparen van kustbroedvogels in Zeebrugge en Heist.
Publicatiedatum: 26/02/2025
De jaarlijkse aantallen uit bovenvermelde dataset wordt uitgezet in grafiek. D.w.z. het jaarlijks aantal nesten van dwergstern, grote stern, visdief, kokmeeuw, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, stormmeeuw en zwartkopmeeuw van 1985 tot heden.
Het aantal nesten van dakbroedende meeuwen in stedelijk gebied is gebaseerd op gegevens van meldingen van overlast en vormt mogelijk een onderschatting van de werkelijke aantallen. Grondbroedende meeuwen en sternen worden wel nauwkeurig gemonitord.
Broncode indicator: trend_broedvogels_kust.Rmd
Broncode metadata: metadata_trend_broedvogels_kust.Rmd
Beschrijving | Gegevens | Metadata |
---|---|---|
Basisdata Zeebrugge en Heist | zeebrugge_en_heist.csv | zeebrugge_en_heist.yml |
Basisdata volledige kust | kust.csv | kust.yml |