Het Vlaams Gewest is koploper in Europa wat betreft het aandeel stedelijk en bebouwd gebied. Het aandeel natuurlijke ecosystemen is daarentegen het laagst in Vlaanderen.
Figuur 1. Ruimtegebruik en ecosysteemvoorraad in Vlaanderen en 9 andere sociaal-economische topregio’s in 2018 (Bron: Corine, Eurostat). Deze figuur verwijst naar Figuur 8 in het Natuurrapport 2020.
De ecosysteemvoorraad (ecosystem extent) (zie fiche Landgebruiksverandering - Ecosysteemvoorraad Corine) is een maat voor de omvang van het natuurlijk kapitaal van een gebied op basis van de oppervlakte van verschillende types bodembedekking en landgebruik (Costanza, Daly, en Bartholomew 1991; Costanza en Daly 1992; Daily e.a. 2000; EEA 2006, 2018; Ekins 1992). Landgebruiksveranderingen leiden tot toe- of afnames van ecosysteemvoorraden. Deze indicator (Figuur 1) vergelijkt de ecosysteemvoorraad van Vlaanderen met die van negen andere sociaal-economische topregio’s in de Europese Unie.
De toename van stedelijk en bebouwd gebied en de afname van landbouwareaal waren de voorbije 25 jaar de dominante landgebruiksveranderingen in heel Europa (EEA 2005, p.41, 2020, p.118). Vlaanderen is hierin een koploper binnen de Europese Unie (zie Figuur 2). We vergeleken de urbanisatie in Vlaanderen met die in negen Europese NUTS1-regio’s1 die qua bevolkingsdichtheid, welvaartspeil en oppervlakte de meeste gelijkenis vertonen met Vlaanderen.
Van deze ‘sociaal-economische topregio’s’ bleek Vlaanderen in 2018 veruit het hoogste aandeel stedelijk en bebouwd gebied te hebben, en het laagste aandeel terrestrische natuurlijke ecosystemen (bos en struweel, halfnatuurlijk grasland, heide en landduinen, moeras, en kustduinen en strand).
De bevolkingsdichtheid in regio’s als West-Nederland of Nordrhein-Westfalen is vergelijkbaar met of hoger dan die in Vlaanderen (zie Figuur 2) maar het aandeel stedelijk en bebouwd gebied is er lager. Zij gebruiken voor het huisvesten van hun bevolking en het uitvoeren van hun economische activiteiten hun ruimte efficiënter.
Figuur 2. Bevolkingsdichtheid en urbanisatie in Vlaanderen en 9 andere sociaal-economische topregio’s in 2018 (Bron: Corine, Eurostat). Deze figuur verwijst naar Figuur 9 in het Natuurrapport 2020.
Regio’s als Zuid-Nederland, West-Nederland en Nordhrein-Westfalen hebben per hoofd van de bevolking een economisch welvaartspeil vergelijkbaar met of hoger dan dat in Vlaanderen (zie Figuur 3), maar een (veel) lager aandeel stedelijk en bebouwd gebied. Zij realiseren met een lagere urbanisatie dus een vergelijkbare of hogere economische performantie.
Figuur 3. Economische welvaart en urbanisatie in Vlaanderen en 9 andere sociaal-economische topregio’s in 2018 (Bron: Corine, Eurostat).
Costanza, Robert, Herman Daly, en Joy Bartholomew. 1991. “Goals, agenda, and policy recommendations for ecological economics”. In Costanza, R. (redacteur) Ecological Economics: The Science and Management of Sustainability, 1–20. New York: Columbia University Press.
Costanza, Robert, en Herman E. Daly. 1992. “Natural Capital and Sustainable Development”. Conservation Biology 6 (1): 37–46. http://www.jstor.org/stable/2385849.
Daily, Gretchen C., Tore Söderqvist, Sara Aniyar, Kenneth J. Arrow, Partha Dasgupta, Paul R. Ehrlich, Carl Folke, e.a. 2000. “The value of nature and the nature of value”. Science 289 (juli): 395–96. https://doi.org/10.1126/science.289.5478.395.
EEA. 2005. “The European Environment. State and outlook 2005.” Kopenhagen: European Environment Agency.
———. 2006. “Land accounts for Europe 1990 – 2000. Towards integrated land and ecosystem accounting. (EEA Report 11/2006).” Kopenhagen: European Environment Agency.
———. 2018. “Natural capital accounting in support of policy making in Europe. A review based on EEA ecosystem accounting work. (EEA Report 26/2018).” Kopenhagen: European Environment Agency.
———. 2020. “State of nature in the EU: Results from reporting under the nature directives 2013-2018”. Kopenhagen: European Environment Agency.
Ekins, Paul. 1992. “A four-capital model of wealth creation.” In Real-life Economics, onder redactie van Paul Ekins, 147–55. Londen: Routledge.
NUTS of Nomenclature d’Unités Territoriales Statistiques is een gestandaardiseerde classificatie van landen en regio’s die wordt gebruikt binnen de Europese Unie voor statistische ruimtelijke analyses. NUTS-1 omvat 92 regio’s, net onder het nationale niveau, zoals het Vlaams, het Brussels Hoofdstedelijk en het Waals Gewest. NUTS-2 vertegenwoordigt het niveau van de provincies. Kleinere landen zonder gewestelijke indeling, zoals Denemarken, Ierland en het Groothertogdom Luxemburg, worden ook op NUTS-1-niveau geplaatst.↩︎
- Periodiciteit: zesjaarlijks - Volgende update: 2025 - Databereik: 2018
Corine bevat voor heel Europa gebiedsdekkende gegevens over 44 types bodembedekking en landgebruik. Hiervan komen er 31 in Vlaanderen voor (zie Tabel 1, Corine niveau 3). Voor deze analyse werden ze gegroepeerd in 5 ecosysteemklassen (zie Tabel 1, NARA niveau 1). Die indeling is gebaseerd op een ecosysteemtypologie voorgesteld door de Europese Commissie (Maes e.a. 2013, 2018) en de richtlijnen van de Copernicus Land Monitoring Service. Met ArcGIS werden de Corinegegevens van het Vlaams Gewest en negen andere NUTS1-regio’s geselecteerd uit de status layer van 2018.
Code | Corine niveau 3 | Corine niveau 2 | Corine niveau 1 | MAES | NARA niveau 2 | NARA niveau 1 |
---|---|---|---|---|---|---|
111 | Continuous urban fabric | Urban fabric | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
112 | Discontinuous urban fabric | Urban fabric | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
121 | Industrial or commercial units | Industrial, commercial and transport units | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
122 | Road and rail networks and associated land | Industrial, commercial and transport units | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
123 | Port areas | Industrial, commercial and transport units | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
124 | Airports | Industrial, commercial and transport units | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
131 | Mineral extraction sites | Mine, dump and construction sites | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
132 | Dump sites | Mine, dump and construction sites | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
133 | Construction sites | Mine, dump and construction sites | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
141 | Green urban areas | Artificial, non-agricultural vegetated areas | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
142 | Sport and leisure facilities | Artificial, non-agricultural vegetated areas | Artificial surfaces | Urban | Stedelijk en bebouwd gebied | Stedelijk en bebouwd gebied |
211 | Non-irrigated arable land | Arable land | Agricultural areas | Cropland | Akker | Agro-ecosysteem |
222 | Fruit trees and berry plantations | Permanent crops | Agricultural areas | Cropland | Akker | Agro-ecosysteem |
231 | Pastures | Pastures | Agricultural areas | Grassland | Grasland | Agro-ecosysteem |
242 | Complex cultivation patterns | Hetergeneous agricultural areas | Agricultural areas | Cropland | Akker | Agro-ecosysteem |
243 | Land principally occupied by agriculture, with significant areas of natural vegetation | Hetergeneous agricultural areas | Agricultural areas | Cropland | Akker | Agro-ecosysteem |
311 | Broad-leaved forest | Forests | Forests and semi-natural areas | Woodland and forest | Bos | Bos en terrestrische open natuur |
312 | Coniferous forest | Forests | Forests and semi-natural areas | Woodland and forest | Bos | Bos en terrestrische open natuur |
313 | Mixed forest | Forests | Forests and semi-natural areas | Woodland and forest | Bos | Bos en terrestrische open natuur |
321 | Natural grasslands | Scrub and/or herbaceous vegetation associations | Forests and semi-natural areas | Grassland | Grasland | Bos en terrestrische open natuur |
322 | Moors and heathland | Scrub and/or herbaceous vegetation associations | Forests and semi-natural areas | Heathland and shrub | Heide en landduin | Bos en terrestrische open natuur |
324 | Transitional woodland-shrub | Scrub and/or herbaceous vegetation associations | Forests and semi-natural areas | Woodland and forest | Bos | Bos en terrestrische open natuur |
331 | Beaches, dunes, sands | Open spaces with little or no vegetation | Forests and semi-natural areas | Sparsely vegetated areas | Kustduin en strand | Bos en terrestrische open natuur |
411 | Inland marshes | Inland wetlands | Wetlands | Wetlands | Moeras | Bos en terrestrische open natuur |
412 | Peat bogs | Inland wetlands | Wetlands | Wetlands | Moeras | Bos en terrestrische open natuur |
421 | Salt marshes | Maritime wetlands | Wetlands | Marine inlets and transitional waters | Estuarium | Zoetwater en estuarium |
423 | Intertidal flats | Maritime wetlands | Wetlands | Marine inlets and transitional waters | Estuarium | Zoetwater en estuarium |
511 | Water courses | Inland waters | Water bodies | Rivers and lakes | Zoetwater | Zoetwater en estuarium |
512 | Water bodies | Inland waters | Water bodies | Rivers and lakes | Zoetwater | Zoetwater en estuarium |
522 | Estuaries | Marine waters | Water bodies | Marine inlets and transitional waters | Estuarium | Zoetwater en estuarium |
523 | Sea and ocean | Marine waters | Water bodies | Marine | Zee | Zee |
De selectie van de sociaal-economische topregio’s gebeurde volgens de volgende procedure. Daarbij werden de bevolkings- en welvaartsgegevens van het jaar 2017 gebruikt.
De landgebruikskaarten van de Corine status layers hebben een resolutie van 100 x 100 m. De gemiddelde thematische nauwkeurigheid van de status layers is volgens de Copernicus Land Monitoring Service hoger dan 85%. Een validatie van de Corine status layer van 2000 kwam uit op een gemiddelde nauwkeurigheid van 87% +/- 0.8% met hogere of lagere percentages voor de verschillende klassen. De meeste onnauwkeurigheden betreffen verschillen binnen de subklassen van Corine niveau 1, bijvoorbeeld tussen verschillende types agricultural areas of tussen verschillende types forests and semi-natural areas (EEA 2006). Doordat de minimum mapping unit 25 ha bedraagt voor vlakvormige elementen en 100 m breedte voor lijnvormige, zijn de data minder geschikt voor precieze oppervlakteberekeningen of voor de analyse van kleinschalig landgebruik zoals verspreide bebouwing, lintbebouwing of kleine natuursnippers. Om die reden worden de gegevens in het Natuurrapport 2020 enkel gebruikt voor de analyse van ecosysteemvoorraden op een geaggregeerd niveau (5 klassen).
Broncode indicator: c1_onze_impact_op_biodiversiteit_ruimtegebruik.Rmd - Basisdata: datavoorraad.tsv, dataurbanisatie.tsv, datawelvaart.tsv, datacls.tsv - Metadata basisdata: datavoorraad.yml, dataurbanisatie.yml, datawelvaart.yml, datacls.yml
EEA. 2006. “The thematic accuracy of Corine land cover 2000 - Assessment using LUCAS — European Environment Agency”. Publication 7/2006. Copenhague: European Environment Agency. https://www.eea.europa.eu/publications/technical_report_2006_7.
Maes, J., A. Teller, M. Erhard, B. Grizzetti, J. I. Barredo, M. L. Paracchini, F. Somma, e.a. 2018. Mapping and assessment of ecosystems and their services: An analytical framework for ecosystem condition: Discussion paper – Final. Luxemburg: Publications office of the European Union.
Maes, J., A. Teller, M. Erhard, C. Liquete, L. Braat, P. Berry, B. Egoh, e.a. 2013. “Mapping and assessment of ecosystems and their services. An analytical framework for ecosystem assessments under action 5 of the EU Biodiversity Strategy to 2020”. Luxembourg: Publications office of the European Union.