Roofdiernieuws 33

Wolf al in 2017 op Vlaamse bodem!

Toen de gezenderde wolvin Naya zich in januari 2018 vanuit Duitsland via Nederland in Limburg kwam vestigen, was dat groot nieuws. Toch was het mogelijk opduiken van wolven in Vlaanderen geenszins een verrassing voor wie de populatieontwikkeling van de wolf in Europa volgde. Zo noteerde het INBO in de jaren voordien al een handvol mogelijke zichtwaarnemingen, zonder dat deze op een of andere manier eenduidig konden worden geverifieerd. Via een interview met de waarnemer kan je wel peilen naar specifieke kenmerken van het waargenomen dier, zowel op het vlak van uiterlijk als van gedrag, maar bij gebrek aan concreet bewijsmateriaal blijft het vaak lastig om zichtwaarnemingen naar betrouwbaarheid te beoordelen. Met de vandaag sterk verscherpte aandacht voor de wolf hebben we ten overvloede de bevestiging dat er ook frequent (wolf)honden in Vlaanderen (tijdelijk) vrij rondlopen. Zorgvuldig bewaard potentieel bewijsmateriaal, in de hoedanigheid van DNA-stalen uit 2017, heeft nu echter alsnog een verrassend resultaat opgeleverd.

  • In de nacht van 2 april 2017 rond 2 u merkte Hans Sluijs op de grens van Vloesberg (Henegouwen) met Brakel (Oost-Vlaanderen) vanuit de auto onmiddellijk naast de weg een grote hondachtige. Hij zag het dier maar kort in de koplampen bij het nemen van een bocht, maar het deed hem meteen aan een wolf denken. Onder de indruk van het gebeuren mailde hij zijn waarneming nog diezelfde nacht naar Natuur en Bos (ANB) Oost-Vlaanderen. ANB-regiobeheerder Xavier Coppens nam contact op met het INBO en regelde een interview met de waarnemer. De beschrijving van de waarnemer, op basis van een kritische bevraging naar specifieke kenmerken, maakte de waarschijnlijkheid dat het effectief om een wolf-waarneming ging alleen maar groter.
  • In de late avond van 5 april meldde de waarnemer een dood ree, deels aangevreten, langs diezelfde weg in Brakel. Bij een gezamenlijk plaatsbezoek door het ANB en het INBO op de ochtend van 6 april kon nog een restant van het ree worden teruggevonden. Het karkas was behoorlijk vers maar reeds herleid tot een deels afgekloven ribbenkas en het achtereind met beide achterpoten. Deze vaststelling liet vermoeden dat het om meer ging dan een verkeersslachtoffer waar klassieke aaseters als vos en kraaiachtigen zich te goed hadden aan gedaan.

De restant van het karkas werd in het autopsielabo van het INBO nader onderzocht. In een ribhelft konden perforaties worden opgemerkt waarvan zowel de diameter als de onderlinge afstand mogelijk overeenkomen met de hoektanden van een hondachtige.

Ribhelft ree 6 april 2017

Ribhelft ree uit 2017 (foto INBO)

Hoewel we toen nog geen ervaring laat staan routine hadden in het bemonsteren van mogelijke DNA-resten van predatoren op prooien, namen we een reeks DNA-stalen ter hoogte van de perforatiewonden en vraatranden. Deze stalen werden zorgvuldig in de vriezer opgeborgen voor later. Onlangs hebben we die stalen in de routinematige analyse met andere stalen verwerkt, met een protocol en methodologie die we in 2017 nog niet hadden.

We gebruikten hier twee testen:

  • De eerste laat toe om grote groepen van elkaar (hond, wolf, … ) te onderscheiden op basis van variatie in een klein stukje mitochondriaal DNA, waarmee we het zogenaamde haplotype bepalen. Sommige varianten hiervan komen uitsluitend voor bij wolf, andere uitsluitend bij honden.
  • De tweede test gebruiken we om van een staal een unieke genetische vingerafdruk te bepalen - het genotype - waarmee we individuele wolven, honden en goudjakhalzen kunnen onderscheiden van elkaar.

Beide methodes zijn gebaseerd op een polymerase kettingreactie (PCR). PCR kan beschouwd worden als een moleculaire zoekfunctie voor het DNA: we zoeken in een overvloed van DNA van niet-doelsoorten (bv de prooi) naar stukjes DNA die niet voorkomen bij de prooidiersoort en die kenmerkend zijn voor de doelsoorten (wolf, hond, ...).

Van de zes stalen gaf één staal een duidelijk haplotype, dat we identificeerden als WH01. Deze genetische variant komt uitsluitend voor bij wolven, en is ook het dominante haplotype in de Centraal-Europese wolvenpopulatie. Het komt niet voor in de Alpiene wolvenpopulatie. Daarmee weten we dus dat het hier wel degelijk om de eerste bevestigde wolf in Vlaanderen gaat sinds de soort in onze contreien werd uitgeroeid in de negentiende eeuw.

Pogingen om het genotype te bepalen waren niet geheel zonder resultaat, maar gaven geen volledig genotype, waardoor we geen unieke identificatie kunnen maken. Wel weten we dat het om een mannelijke wolf gaat.

In Wallonië werden wolven voor het eerst genetisch vastgesteld in 2016 (La Roche) en nog eerder via een cameraval-opname in 2011 (Gedinne).

 

Opgelet

  • {{validation.errorMessage}}