Gedaan met laden. U bevindt zich op: Monitoring Vizier 2030

Monitoring Vizier 2030

111 indicatoren worden jaarlijks opgevolgd om de voortgang van Vizier 2030 in kaart te brengen. Op basis van die monitoring kan het beleid worden bijgestuurd als dat nodig is.

De 53 doelstellingen en 111 indicatoren van Vizier 2030 zijn gegroepeerd op basis van de 4 dimensies van Visie 2050:

  • doelstellingen voor een inclusieve samenleving
  • via een nieuwe economie,
  • binnen de ecologische grenzen van de planeet
  • met een open en wendbare overheid in partnerschap.

Enkele indicatoren zijn nog in ontwikkeling en zullen later toegevoegd worden.

Doelstellingen voor een inclusieve samenleving

Doelstelling 1: In 2030 blijft het aandeel gezinnen dat leeft in armoede en geconfronteerd wordt met sociale uitsluiting bij de laagste in vergelijking met de best presterende landen in Europa, en is het aantal mensen dat leeft in armoede gedaald.

Doelstelling 2: Tegen 2030 leven we gezonder op het vlak van voeding, lichaamsbeweging, geestelijke gezondheid en hebben we meer welbevinden (met specifieke aandacht voor zelfdoding en verslaving waaronder gebruik van tabak, alcohol, drugs en gokken).

Doelstelling 3: In 2030 is er in Vlaanderen een sportmentaliteit opdat gezond sporten en actief bewegen een gewoonte is in ons dagelijks leven, mede geïnspireerd door de bewegingsdriehoek.

Doelstelling 4: In 2030 voorziet Vlaanderen, met het oog op een rechtvaardige en relevante zorg en ondersteuning, in een voldoende toegankelijk en betaalbaar, performant en kwaliteitsvol aanbod aan hulp- en zorgverlening in het licht van de zich wijzigende maatschappelijke behoeften en sociaal demografische ontwikkelingen.

Doelstelling 5: Tegen 2030 heeft elke Vlaming via de Vlaamse Sociale Bescherming recht op financiering van zorg die hem of haar zo veel mogelijk, rekening houdend met zijn/haar kwetsbaarheden en ondersteuningsnoden, autonomie en eigen regie laat behouden of herwinnen, die beantwoordt aan de behoeften, vragen en doelstellingen van de persoon met zorgbehoefte en zijn naaste omgeving en die de kwaliteit van leven nastreeft, met zoveel mogelijk automatische rechtentoekenning. Tegen 2030 is de Vlaamse Sociale Bescherming aangepast aan de stijgende maatschappelijke noden onder meer omwille van de vergrijzing.

Doelstelling 6: Tegen 2030 heeft elk gezin met een behoefte aan kinderopvang recht op een kwaliteitsvol, beschikbaar, betaalbaar, inclusief en rechtstreeks toegankelijk aanbod voor elk kind zonder onderscheid met aandacht voor de sociale functie van kinderopvang.

Doelstelling 7: In 2030 participeren alle jonge kinderen (2,5-tot 5-jarigen) aan het kleuteronderwijs.

Doelstelling 8: In 2030 verzekert Vlaanderen een gelijke toegang tot basisonderwijs, secundair onderwijs en tot hoger onderwijs en volwassenenonderwijs, en bieden we maximale leerkansen voor elke lerende.

Doelstelling 9: In 2030 voorzien we een kwalitatief aanbod en zorgen we voor kwalitatieve infrastructuur, leeromgeving en leerkrachten bij de verschillende onderwijsverstrekkers (in alle onderwijsniveaus).

Doelstelling 10: Tegen 2030 bieden opleidingen in alle onderwijsniveaus een solide basis van kennis, vaardigheden en attitudes waardoor lerenden zichzelf kunnen ontplooien en op een volwaardige manier aan de samenleving kunnen participeren, duurzame ontwikkeling in al haardimensies kunnen bevorderen en snel nieuwe ontwikkelingen kunnen oppikken. Dat wil zeggen dat het secundaire onderwijs, het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs ook voorbereiden op een duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.

Doelstelling 11: Tegen 2030 zijn opleidingen bij opleidingsverstrekkers (buiten onderwijs) gericht op zowel levenslang als levensbreed leren, door een solide basis van kennis, vaardigheden en attitudes aan te bieden waardoor (naast de competenties) ook de wendbaarheid en de maatschappelijke participatie van lerenden bevorderd worden.

Doelstelling 12: In 2030 krijgen alle jongeren de kans om minstens kwalitatief secundair onderwijs af te werken, waarbij zij relevante en doeltreffende leerresultaten behalen, en is de ongekwalificeerde uitstroom sterk teruggedrongen.

Doelstelling 13: In 2030 volgen drie keer zoveel volwassenen formeel of non-formeel onderwijs of vorming als in 2015.

Doelstelling 14: Tegen 2030 streven we naar een evenredige participatie van kansengroepen (doelgroepen in het gelijke kansen en integratiebeleid) aan alle aspecten van het maatschappelijk leven in Vlaanderen.

Zie ook: brochure Samenleven in diversiteit(PDF bestand opent in nieuw venster)

Doelstelling 15: Tegen 2030 verkleint Vlaanderen de sociale ongelijkheid in gezondheid en welzijn substantieel. Dit gebeurt door binnen de Vlaamse bevoegdheden bij te dragen aan de vermindering met 25% van de actuele verschillen in levensverwachting in goede gezondheid en in welbevinden tussen personen naargelang hun positie op de sociale ladder.

Doelstelling 16: Tegen 2030 streeft Vlaanderen naar een voldoende kennis van het Nederlands voor elke persoon die zich langdurig in Vlaanderen heeft gevestigd.

Doelstelling 17: In 2030 erkent Vlaanderen als lerende samenleving competenties en kwalificaties, waar ze ook verworven zijn.

Doelstelling 18: Tegen 2030 voldoet 80% van de woningen aan de minimale veiligheids-, gezondheids-en woonkwaliteitsnormen.

Doelstelling 19: Tegen 2030 is de woonzekerheid verhoogd en hebben meer gezinnen de zekerheid te kunnen (blijven) wonen in een geschikte woning.

Doelstelling 20: Tegen 2030 is de betaalbaarheid van het wonen toegenomen en zijn vraag en aanbod op de woningmarkt beter op mekaar afgestemd.

Via een nieuwe economie

Doelstelling 21: Tegen 2030 garandeert Vlaanderen voor kmo’s een gelijke toegang tot hulpbronnen, land, kennis, financiële diensten, kapitaal en markten, zodat ze toegevoegde waarde kunnen bieden en tewerkstelling genereren.

Doelstelling 22: Tegen 2030 zijn duurzame voedselproductiesystemen gegarandeerd en veerkrachtige landbouwpraktijken geïmplementeerd die de productiviteit en de productie kunnen verhogen en een toereikend inkomen verzekeren.

Doelstelling 23: Tegen 2030 is de groei van het BBP per capita in Vlaanderen minstens in stand gehouden en is daarbij een verdere ontkoppeling gerealiseerd tussen de economische groei enerzijds en het grondstoffenverbruik en de milieu-impact anderzijds.

Doelstelling 24: Tegen 2030 komt Vlaanderen tot een volledige tewerkstelling en behoort Vlaanderen tot de top van Europa inzake werkzaamheidsgraad met langere loopbanen en meer werkbare jobs.

Doelstelling 25: Tegen 2030 heeft Vlaanderen de transformatie gemaakt naar een polyvalente economie, die op een duurzame en competitieve manier welvaart en tewerkstelling creëert en die ondernemingen aanmoedigt om duurzame praktijken aan te nemen.

Doelstelling 26: Tegen 2030 verhoogt Vlaanderen het aantal kennisgedreven buitenlandse investeringen in Vlaanderen, die ook tewerkstelling genereren en neemt de export, het aantal exporterende bedrijven evenals het exportaandeel buiten Europa toe.

Doelstelling 27: Tegen 2030 is in Vlaanderen de ondernemerschapscultuur breed gedragen, stijgt het aantal starters en neemt het aantal snelgroeiende ondernemingen sterk toe.

Doelstelling 28: Tegen 2030 is Vlaanderen koploper in de digitale economie en maatschappij, ondersteund door een volledig uitgerolde state-of-the-art digitale infrastructuur.

Doelstelling 29: Tegen 2030 versterken we onze economie door de multimodale bereikbaarheid van Vlaanderen te verbeteren. Het vervoersnetwerk is toekomstbestendig met optimaal verknoopte en slimmere infrastructuur. Een sterk netwerk van verschillende modi vormt het mobiliteitssysteem dat de gebruiker gecombineerd aanwendt naar gelang zijn of haar vervoersvraag.

Doelstelling 30: Tegen 2030 heeft de Vlaamse industrie een belangrijk aandeel in de economie en is de aanpassing van de Vlaamse industrie, die zich toespitst op innovatieve goederen en diensten met een hoge toegevoegde waarde, een feit.

Doelstelling 31: Tegen 2030 is de vertraging van de productiviteitsgroei ongedaan gemaakt en scoren we hoger dan het Europese gemiddelde.

Doelstelling 32: Op korte termijn groeit de besteding aan onderzoek en ontwikkeling naar 3% van het BBP, waarbij het aantal onderzoeks-en ontwikkelingswerkers sterk toeneemt, en daarna verbeteren we onze relatieve positie ten opzichte van de top van Europa.

Doelstelling 33: In 2030 voeren alle ondernemingen en organisaties een strategisch competentiebeleid.

Doelstelling 34: Tegen 2030 is de energiekost voor de bedrijven op een eenzelfde concurrentieel niveau met de ons omringende landen.

Binnen de ecologische grenzen van de planeet

Doelstelling 35: Vlaanderen werkt aan de energie-en klimaattransitie: tegen 2030 stellen we een reductie met 35% van de broeikasgasemissies in de niet-ETS-sectoren ten opzichte van 2005 voorop, en tegen 2050 streven we naar een reductie van de broeikasgasemissies in de niet-ETS-sectoren met 85% ten opzichte van 2005, met de ambitie om te evolueren naar volledige klimaatneutraliteit. Voor de ETS-sectoren schrijven we ons in binnen de context die Europa bepaalt voor deze sectoren met een dalende emissieruimte onder het EU-ETS. In de periode 2021-2030 wil Vlaanderen voor de LULUCF sector voldoen aan de no-debit rule zonder dat hiervoor de aankoop van bijkomende LULUCF-emissieruimte intra-Belgisch of bij andere EU-lidstaten, of het benutten van de schaarse eigen ESR-emissieruimte ingezet moeten worden.

Doelstelling 36: We streven naar een verhoogde bijdrage aan hernieuwbare energie tegen 2030.

Doelstelling 37: We streven naar een hogere energie-efficiëntie binnen alle sectoren van de samenleving.

Doelstelling 38: Tegen 2030 sluiten we zoveel mogelijk kringlopen in functie van een circulaire economie en zijn de koolstofvoetafdruk en materialenvoetafdruk van de Vlaamse consumptie afgenomen in verhouding met de levenskwaliteit en zijn de voedselverliezen in Vlaanderen met 30% verminderd.

Doelstelling 39: Tegen 2030 is de genetische diversiteit in stand gehouden van zaden, cultuurgewassen en gefokte en gedomesticeerde dieren en hun in het wild levende verwanten, en worden de voordelen afkomstig van het gebruik van genetische hulpbronnen en daaraan gekoppelde traditionele kennis eerlijk en billijk gedeeld.

Doelstelling 40: Tegen 2030 het aantal getroffenen aanzienlijk verminderen en in aanzienlijke mate de economische impact, inclusief rampschade aan kritische infrastructuur en ontwrichting van basisdiensten, die veroorzaakt wordt door weersomstandigheden en klimaatgerelateerde rampen, waarbij de klemtoon ligt op het beschermen van de armen en van mensen in kwetsbare situaties, het responsabiliseren en ondersteunen van de betrokken sectoren en op het beschermen tegen armoede veroorzaakt door weeromstandigheden en klimaatgerelateerde rampen.

Doelstelling 41: Tegen 2030 komen tot een milieuvriendelijk beheer van chemicaliën en andere potentieel schadelijke stoffen alsook en van alle afval gedurende hun hele levenscyclus, en de uitstoot aanzienlijk beperken in lucht, water en bodem om hun negatieve invloeden op de menselijke gezondheid en het milieu zoveel mogelijk te beperken.

Doelstelling 42: Tegen 2030 is gegarandeerd dat mensen overal in de mogelijkheid zijn om duurzame keuzes te maken, dat ze daarbij beschikken over relevante en handzame informatie en zich bewust zijn van levensstijlen die in harmonie zijn met de natuur, en dat hun omgeving en de omstandigheden maken dat de duurzame keuze, de meest logische en eenvoudige keuze is.

Doelstelling 43: Tegen 2030 heeft iedere watergebruiker via een transparante en redelijke prijs optimaal toegang tot water. De kwaliteit en betaalbaarheid van drinkwater voor de burger blijft gegarandeerd, ook voor de kwetsbare groepen.

Doelstelling 44: Tegen 2030 is de waterverontreiniging verder beperkt en is de hydromorfologie hersteld zodat het behalen van de goede toestand in de meeste Vlaamse waterlopen en grondwaterlagen mogelijk is, als cruciale opstap naar een robuust watersysteem en als bijdrage aan de bescherming van het marien milieu.

Doelstelling 45: Tegen 2030 is de waterbevoorrading veilig gesteld door enerzijds de oppervlaktewater- en grondwatervoorraden te beschermen en voldoende ruimte en opslag voor water te voorzien, en anderzijds verspilling te vermijden, alternatieve waterbronnen maximaal te benutten en waterhergebruik aan te moedigen.

Doelstelling 46: Tegen 2030 is de visvangst op een doeltreffende manier gereguleerd, en zijn op wetenschap gebaseerde beheerplannen geïmplementeerd om de visvoorraden zo snel mogelijk te herstellen, op zijn minst op niveaus die een maximale duurzame opbrengst kunnen garanderen zoals bepaald door hun biologische kenmerken.

Doelstelling 47: Tegen 2030 zijn de ecosystemen en hun diensten en biodiversiteit minstens behouden, is de aftakeling van de natuurlijke leefgebieden ingeperkt en zijn met uitsterven bedreigde soorten beschermd.

Doelstelling 48: Tegen 2030 is gegarandeerd en aangetoond dat alle openbare bossen en 50% van de private bossen volgens de nieuwe criteria geïntegreerd natuurbeheer worden beheerd en dat Vlaanderen in verhoogde mate bijdraagt tot de bevordering van duurzaam bosbeheer en de vermindering van ontbossing op wereldniveau.

Doelstelling 49: Tegen 2030 mag er in Vlaanderen netto geen gedegradeerde grond meer bijkomen.

Doelstelling 50: Tegen 2030 krijgen nieuwe invasieve soorten geen kans om zich te vestigen en worden aanwezige invasieve exoten bestreden of onder controle gehouden om hun impact te voorkomen of te beperken.

Met een open en wendbare overheid in partnerschap

Doelstellling 51: In 2030 heeft Vlaanderen op alle niveaus doeltreffende, verantwoordelijke, eenvoudige, slanke en transparante instellingen. met oog voor participatieve en representatieve besluitvorming.

Doelstellling 52: Vlaanderen levert inspanningen om haar bijdrage aan de 0,7% norm in het kader van ontwikkelingssamenwerking te realiseren.

Doelstellling 53: Tegen 2030 is er een verschuiving binnen de overheidsuitgaven naar investeringen, waardoor Vlaanderen inzake publieke investeringen bij de top van Europa hoort.